Summary
Dutch to German: more detail...
- leiden:
-
Wiktionary:
- leiden → leiten
- leiden → lenken, regieren, geleiten, leiten, führen, verwalten, resultieren, ausgehen, ausrücken, hinausgehen, erlangen, erzielen, reichen, erreichen, einholen, heranreichen, sich erstrecken, erwirken, durchsetzen, fahren, stimmen, einstellen, berichtigen
Dutch
Detailed Translations for leidt from Dutch to German
leidt form of leiden:
-
leiden (begeleiden; voeren; meevoeren)
-
leiden (leiding geven; besturen; aanvoeren; voorzitten; managen)
-
leiden (bevel voeren over; aanvoeren; commanderen; leidinggeven)
führen; leiten; steuern; anordnen; kommandieren; lenken; befehlen; gebieten; verordnen-
kommandieren verb (kommandiere, kommandierst, kommandiert, kommandierte, kommandiertet, kommandiert)
Conjugations for leiden:
o.t.t.
- leid
- leidt
- leidt
- leiden
- leiden
- leiden
o.v.t.
- leidde
- leidde
- leidde
- leidden
- leidden
- leidden
v.t.t.
- heb geleid
- hebt geleid
- heeft geleid
- hebben geleid
- hebben geleid
- hebben geleid
v.v.t.
- had geleid
- had geleid
- had geleid
- hadden geleid
- hadden geleid
- hadden geleid
o.t.t.t.
- zal leiden
- zult leiden
- zal leiden
- zullen leiden
- zullen leiden
- zullen leiden
o.v.t.t.
- zou leiden
- zou leiden
- zou leiden
- zouden leiden
- zouden leiden
- zouden leiden
en verder
- ben geleid
- bent geleid
- is geleid
- zijn geleid
- zijn geleid
- zijn geleid
diversen
- leid!
- leidt!
- geleid
- leidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for leiden:
Synonyms for "leiden":
Antonyms for "leiden":
Related Definitions for "leiden":
Wiktionary Translations for leiden:
leiden
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• leiden | → lenken | ↔ channel — direct the flow |
• leiden | → regieren | ↔ govern — (intr.) to exercise political authority |
• leiden | → geleiten | ↔ hand — to lead, guide, or assist with the hand |
• leiden | → leiten; führen | ↔ head — (transitive) be in command of |
• leiden | → führen; leiten | ↔ lead — guide or conduct with the hand, or by means of some physical contact connection |
• leiden | → leiten | ↔ lead — conduct or direct with authority |
• leiden | → leiten; verwalten | ↔ manage — to direct or be in charge |
• leiden | → resultieren; führen; leiten; ausgehen; ausrücken; hinausgehen; erlangen; erzielen; reichen; erreichen; einholen; heranreichen; sich erstrecken; erwirken; durchsetzen | ↔ aboutir — toucher par un bout. |
• leiden | → fahren; lenken; führen; leiten | ↔ conduire — mener, guider, diriger vers un lieu déterminé. |
• leiden | → führen; leiten; lenken | ↔ guider — accompagner quelqu’un pour lui montrer le chemin. |
• leiden | → führen | ↔ mener — Conduire (sens général) |
• leiden | → führen; leiten | ↔ mener — Administrer, diriger |
• leiden | → stimmen; einstellen; berichtigen; führen; leiten; lenken | ↔ régler — tirer avec la règle des lignes droites sur du papier, du parchemin, du carton, etc. cf|papier réglé. |