Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. omhullen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for omhullen from Dutch to German

omhullen:

omhullen verb (omhul, omhult, omhulde, omhulden, omhuld)

  1. omhullen (verhullen; maskeren; bedekken; )
    kamouflieren; hüllen; verhüllen; verschleiern; einhüllen
    • kamouflieren verb (kamoufliere, kamouflierst, kamoufliert, kamouflierte, kamoufliertet, kamoufliert)
    • hüllen verb (hülle, hüllst, hüllt, hüllte, hülltet, gehüllt)
    • verhüllen verb
    • verschleiern verb (verschleiere, verschleierst, verschleiert, verschleierte, verschleiertet, verschleiert)
    • einhüllen verb (hülle ein, hüllst ein, hüllt ein, hüllte ein, hülltet ein, eingehüllt)

Conjugations for omhullen:

o.t.t.
  1. omhul
  2. omhult
  3. omhult
  4. omhullen
  5. omhullen
  6. omhullen
o.v.t.
  1. omhulde
  2. omhulde
  3. omhulde
  4. omhulden
  5. omhulden
  6. omhulden
v.t.t.
  1. ben omhuld
  2. bent omhuld
  3. is omhuld
  4. zijn omhuld
  5. zijn omhuld
  6. zijn omhuld
v.v.t.
  1. was omhuld
  2. was omhuld
  3. was omhuld
  4. waren omhuld
  5. waren omhuld
  6. waren omhuld
o.t.t.t.
  1. zal omhullen
  2. zult omhullen
  3. zal omhullen
  4. zullen omhullen
  5. zullen omhullen
  6. zullen omhullen
o.v.t.t.
  1. zou omhullen
  2. zou omhullen
  3. zou omhullen
  4. zouden omhullen
  5. zouden omhullen
  6. zouden omhullen
en verder
  1. heb mij omhuld
  2. hebt jou omhuld
  3. heeft zich omhuld
  4. hebben ons omhuld
  5. hebben jullie omhuld
  6. hebben zich omhuld
diversen
  1. omhul!
  2. omhult!
  3. omhuld
  4. omhullend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omhullen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
einhüllen bedekken; bemantelen; hullen; inhullen; maskeren; omhullen; verhullen; versluieren
hüllen bedekken; bemantelen; hullen; inhullen; maskeren; omhullen; verhullen; versluieren andere kleren aantrekken; omkleden; verkleden
kamouflieren bedekken; bemantelen; hullen; inhullen; maskeren; omhullen; verhullen; versluieren achterhouden; bemantelen; camoufleren; in omgeving op laten gaan; verbergen; verduisteren; verheimelijken; verhullen; versluieren; verstoppen; wegstoppen
verhüllen bedekken; bemantelen; hullen; inhullen; maskeren; omhullen; verhullen; versluieren zwachtelen
verschleiern bedekken; bemantelen; hullen; inhullen; maskeren; omhullen; verhullen; versluieren achterhouden; bagatelliseren; camoufleren; in omgeving op laten gaan; verbergen; verbloemen; verduisteren; vergoelijken; verheimelijken; verstoppen; wegstoppen

Related Definitions for "omhullen":

  1. rondom bedekken, in iets wikkelen1
    • zij omhulde zich met een grote sjaal1

Wiktionary Translations for omhullen:

omhullen
verb
  1. rondom met een laag bedekken

Cross Translation:
FromToVia
omhullen umhüllen; einhüllen envelop — to surround or enclose
omhullen einhüllen; einpacken; eintüten; packen; umhüllen; verpacken wrap up — To fold and secure something to be the cover or protection