Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. ontheiligend:
  2. ontheiligen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ontheiligend from Dutch to German

ontheiligend:


Translation Matrix for ontheiligend:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
gotteslästerlich blasfemisch; godslasterend; godslasterlijk; ontheiligend; profaan

ontheiligend form of ontheiligen:

ontheiligen verb (ontheilig, ontheiligt, ontheiligde, ontheiligden, ontheiligd)

  1. ontheiligen (schenden; ontwijden)
    schänden; entwürdigen; entweihen; entehren; freveln
    • schänden verb (schände, schändest, schändet, schändete, schändetet, geschändet)
    • entwürdigen verb (entwürdige, entwürdigst, entwürdigt, entwürdigte, entwürdigtet, entwürdigt)
    • entweihen verb (entweihe, entweihst, entweiht, entweihte, entweihtet, entweiht)
    • entehren verb (entehre, entehrst, entehrt, entehrte, entehrtet, entehrt)
    • freveln verb (frevle, frevelst, frevelt, frevelte, freveltet, gefrevelt)

Conjugations for ontheiligen:

o.t.t.
  1. ontheilig
  2. ontheiligt
  3. ontheiligt
  4. ontheiligen
  5. ontheiligen
  6. ontheiligen
o.v.t.
  1. ontheiligde
  2. ontheiligde
  3. ontheiligde
  4. ontheiligden
  5. ontheiligden
  6. ontheiligden
v.t.t.
  1. heb ontheiligd
  2. hebt ontheiligd
  3. heeft ontheiligd
  4. hebben ontheiligd
  5. hebben ontheiligd
  6. hebben ontheiligd
v.v.t.
  1. had ontheiligd
  2. had ontheiligd
  3. had ontheiligd
  4. hadden ontheiligd
  5. hadden ontheiligd
  6. hadden ontheiligd
o.t.t.t.
  1. zal ontheiligen
  2. zult ontheiligen
  3. zal ontheiligen
  4. zullen ontheiligen
  5. zullen ontheiligen
  6. zullen ontheiligen
o.v.t.t.
  1. zou ontheiligen
  2. zou ontheiligen
  3. zou ontheiligen
  4. zouden ontheiligen
  5. zouden ontheiligen
  6. zouden ontheiligen
diversen
  1. ontheilig!
  2. ontheiligt!
  3. ontheiligd
  4. ontheiligend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontheiligen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
entehren ontheiligen; ontwijden; schenden
entweihen ontheiligen; ontwijden; schenden kapotmaken; moeren; mollen
entwürdigen ontheiligen; ontwijden; schenden
freveln ontheiligen; ontwijden; schenden
schänden ontheiligen; ontwijden; schenden lelijk maken; mismaken; misvormen; onteren; ontsieren; ontwijden; schoonheid benadelen; verminken

Wiktionary Translations for ontheiligen:

ontheiligen
verb
  1. geweihte oder geheiligte Dinge schänden, entehren