Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. ontmannen:


Dutch

Detailed Translations for ontmannen from Dutch to German

ontmannen:

ontmannen verb (ontman, ontmant, ontmande, ontmanden, ontmand)

  1. ontmannen (castreren)
    entmannen; kastrieren
    • entmannen verb (entmanne, entmannst, entmannt, entmannte, entmanntet, entmannt)
    • kastrieren verb (kastriere, kastrierst, kastriert, kastrierte, kastriertet, kastriert)

Conjugations for ontmannen:

o.t.t.
  1. ontman
  2. ontmant
  3. ontmant
  4. ontmannen
  5. ontmannen
  6. ontmannen
o.v.t.
  1. ontmande
  2. ontmande
  3. ontmande
  4. ontmanden
  5. ontmanden
  6. ontmanden
v.t.t.
  1. heb ontmand
  2. hebt ontmand
  3. heeft ontmand
  4. hebben ontmand
  5. hebben ontmand
  6. hebben ontmand
v.v.t.
  1. had ontmand
  2. had ontmand
  3. had ontmand
  4. hadden ontmand
  5. hadden ontmand
  6. hadden ontmand
o.t.t.t.
  1. zal ontmannen
  2. zult ontmannen
  3. zal ontmannen
  4. zullen ontmannen
  5. zullen ontmannen
  6. zullen ontmannen
o.v.t.t.
  1. zou ontmannen
  2. zou ontmannen
  3. zou ontmannen
  4. zouden ontmannen
  5. zouden ontmannen
  6. zouden ontmannen
en verder
  1. ben ontmand
  2. bent ontmand
  3. is ontmand
  4. zijn ontmand
  5. zijn ontmand
  6. zijn ontmand
diversen
  1. ontman!
  2. ontmant!
  3. ontmand
  4. ontmannend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontmannen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
entmannen castreren; ontmannen
kastrieren castreren; ontmannen