Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. onwel:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for onwel from Dutch to German

onwel:


Translation Matrix for onwel:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
ekelhaft misselijk; naar; onpasselijk; onwel afgrijselijk; afschuwelijk; afstotelijk; afstotend; afstotend voor zintuigen; banaal; goor; grof; gruwelijk; laag-bij-de-grond; lelijk; lomp; misselijkmakend; morsig; onverkwikkelijk; plat; platvloers; ranzig; schunnig; slonzig; slordig; smerig; stuitend; triviaal; verschrikkelijk; vies; viezig; voddig; vreselijk; vuil; vunzig; walgelijk; weerzinwekkend
eklig misselijk; naar; onpasselijk; onwel afstotelijk voor zintuigen; goor; lelijk; onappetijtelijk; onsmakelijk; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
schlecht misselijk; naar; onpasselijk; onwel akelig; armzalig; bedorven; bekaaid; beroerd; bijkomstig; ellendig; er bekaaid afkomen; gammel; gebrekkig; gemeen; inferieur; karig; krakkemikkig; kwaadwillig; luguber; macaber; mager; met slechte intentie; min; misplaatst; naar; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen; ondeugdelijk; ploertig; pover; rot; rottig; schamel; schraal; slecht; spookachtig; vals; vergaan; verrot; wankel; zwak
widerlich misselijk; naar; onpasselijk; onwel afschuwelijk; afstotelijk voor zintuigen; afstotend; afstotend voor zintuigen; afzichtelijk; dreigend; duister; foeilelijk; gedrochtelijk; goor; huiveringwekkend; lelijk; lelijk uitziend; luguber; misvormd; monsterlijk; morsig; obsceen; oerlelijk; onaantrekkelijk; onappetijtelijk; onheilspellend; onsmakelijk; onverkwikkelijk; ranzig; schuin; sinister; slonzig; slordig; smerig; stuitend; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig; walgelijk; wanstaltig; weerzinwekkend; zedeloos
übel misselijk; naar; onpasselijk; onwel boos; furieus; gemeen; kwaad; kwaadwillig; kwalijk; menstruerend; met slechte intentie; min; nijdig; ongesteld; razend; slecht; snood; spinnijdig; toornig; vals; vertoornd; woest; ziedend

Wiktionary Translations for onwel:

onwel
adjective
  1. zich niet gezond voelend
onwel
adjective
  1. gehoben: wegen einer leichten Erkrankung nicht zu etwas aufgelegt; in schlechter Verfassung

External Machine Translations:

Related Translations for onwel