Dutch
Detailed Translations for opkrijgen from Dutch to German
opkrijgen:
-
opkrijgen (opgebruiken; opmaken)
Conjugations for opkrijgen:
o.t.t.
- krijg op
- krijgt op
- krijgt op
- krijgen op
- krijgen op
- krijgen op
o.v.t.
- kreeg op
- kreeg op
- kreeg op
- kregen op
- kregen op
- kregen op
v.t.t.
- heb opgekregen
- hebt opgekregen
- heeft opgekregen
- hebben opgekregen
- hebben opgekregen
- hebben opgekregen
v.v.t.
- had opgekregen
- had opgekregen
- had opgekregen
- hadden opgekregen
- hadden opgekregen
- hadden opgekregen
o.t.t.t.
- zal opkrijgen
- zult opkrijgen
- zal opkrijgen
- zullen opkrijgen
- zullen opkrijgen
- zullen opkrijgen
o.v.t.t.
- zou opkrijgen
- zou opkrijgen
- zou opkrijgen
- zouden opkrijgen
- zouden opkrijgen
- zouden opkrijgen
diversen
- krijg op!
- krijgt op!
- opgekregen
- opkrijgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opkrijgen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
benutzen | opgebruiken; opkrijgen; opmaken | aangrijpen; aanwenden; benutten; bezigen; exploiteren; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; nemen; pakken; toepassen; uitbuiten; utiliseren |
konsumieren | opgebruiken; opkrijgen; opmaken | bikken; bunkeren; consumeren; dineren; drugs consumeren; eten; gebruiken; naar binnen werken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; opvreten; schransen; schrokken; tafelen; tegoed doen; tot zich nemen; uitgebreid eten; uitgeven voor een maaltijd; verbruiken; verorberen; verslinden; verteren; vreten; zitten proppen |
verbrauchen | opgebruiken; opkrijgen; opmaken | doorjagen; doorleven; doorstaan; interen; opmaken; opvreten; uitgeven voor een maaltijd; verbruiken; verdragen; verduren; verorberen; verslinden; verteren |
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
verbrauchen | verbruiken |