Dutch
Detailed Translations for opvis from Dutch to German
opvissen:
-
opvissen
Conjugations for opvissen:
o.t.t.
- vis op
- vist op
- vist op
- vissen op
- vissen op
- vissen op
o.v.t.
- viste op
- viste op
- viste op
- visten op
- visten op
- visten op
v.t.t.
- heb opgevist
- hebt opgevist
- heeft opgevist
- hebben opgevist
- hebben opgevist
- hebben opgevist
v.v.t.
- had opgevist
- had opgevist
- had opgevist
- hadden opgevist
- hadden opgevist
- hadden opgevist
o.t.t.t.
- zal opvissen
- zult opvissen
- zal opvissen
- zullen opvissen
- zullen opvissen
- zullen opvissen
o.v.t.t.
- zou opvissen
- zou opvissen
- zou opvissen
- zouden opvissen
- zouden opvissen
- zouden opvissen
en verder
- ben opgevist
- bent opgevist
- is opgevist
- zijn opgevist
- zijn opgevist
- zijn opgevist
diversen
- vis op!
- vist op!
- opgevist
- opvissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opvissen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
auffischen | opvissen | iets ophalen |