Dutch
Detailed Translations for overmannen from Dutch to German
overmannen:
-
overmannen (overmeesteren; overweldigen; zich meester maken van)
Conjugations for overmannen:
o.t.t.
- overman
- overmant
- overmant
- overmannen
- overmannen
- overmannen
o.v.t.
- overmande
- overmande
- overmande
- overmanden
- overmanden
- overmanden
v.t.t.
- heb overmand
- hebt overmand
- heeft overmand
- hebben overmand
- hebben overmand
- hebben overmand
v.v.t.
- had overmand
- had overmand
- had overmand
- hadden overmand
- hadden overmand
- hadden overmand
o.t.t.t.
- zal overmannen
- zult overmannen
- zal overmannen
- zullen overmannen
- zullen overmannen
- zullen overmannen
o.v.t.t.
- zou overmannen
- zou overmannen
- zou overmannen
- zouden overmannen
- zouden overmannen
- zouden overmannen
en verder
- ben overmand
- bent overmand
- is overmand
- zijn overmand
- zijn overmand
- zijn overmand
diversen
- overman!
- overmant!
- overmand
- overmannend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for overmannen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
bezwingen | overmannen; overmeesteren; overweldigen; zich meester maken van | bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; in bedwang houden; intomen; matigen; onderdrukken; terughouden |
unterwerfen | overmannen; overmeesteren; overweldigen; zich meester maken van | bloot stellen aan; onder gezag brengen; onderwerpen |
zähmen | overmannen; overmeesteren; overweldigen; zich meester maken van | onder gezag brengen; onderwerpen; temmen |