Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. reet:
  2. rijten:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for reet from Dutch to German

reet:

reet [de ~] noun

  1. de reet (inkeping; kloof; uitsparing; )
    der Einschnitt; die Spalte; der Riß; die Kerbe

Translation Matrix for reet:

NounRelated TranslationsOther Translations
Einschnitt barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing brandgang; haal; inkeping; inkerving; insnijding; jaap; keep; kerf; kras; pennekras; scheiding; segregatie; snede; snee; snijwond; sponning; verbreking; vore
Kerbe barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing inkeping; inkerving; insnijding; jaap; keep; kerf; kerfsnede; snede; snee
Riß barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing barst; breuk; krak; scheur; torn
Spalte barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing bergkloof; bergspleet; geluidsniveau; holte; kloof; kolom; kolom tekst op een pagina; muurnis; nis; opening; paginagedeelte; rotskloof; scheur; spleet; spouw; torn; tussenruimte; uitholling; uitsparing; volume
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
Spalte kolom

Related Words for "reet":

  • reten

Wiktionary Translations for reet:

reet
noun
  1. kont, billen
  2. een (soms opengereten) spleet
reet
noun
  1. vulgär: After

Cross Translation:
FromToVia
reet Po; Arsch; Popo ass — buttocks
reet Arschloch asshole — anus
reet After; Anus; Arschloch anus — anatomie|fr orifice du rectum par lequel se terminer l’intestin.

rijten:

rijten verb (rijt, reet, reten, gereten)

  1. rijten (openscheuren; losscheuren; openrijten)
    reißen; einreißen; aufreißen; aufbrechen
    • reißen verb (reiße, reißest, reißt, riß, rißt, gerissen)
    • einreißen verb (reiße ein, reißt ein, riß ein, rißt ein, eingerissen)
    • aufreißen verb
    • aufbrechen verb (breche auf, brichst auf, bricht auf, brach auf, bracht auf, aufgebrochen)

Conjugations for rijten:

o.t.t.
  1. rijt
  2. rijt
  3. rijt
  4. rijten
  5. rijten
  6. rijten
o.v.t.
  1. reet
  2. reet
  3. reet
  4. reten
  5. reten
  6. reten
v.t.t.
  1. heb gereten
  2. hebt gereten
  3. heeft gereten
  4. hebben gereten
  5. hebben gereten
  6. hebben gereten
v.v.t.
  1. had gereten
  2. had gereten
  3. had gereten
  4. hadden gereten
  5. hadden gereten
  6. hadden gereten
o.t.t.t.
  1. zal rijten
  2. zult rijten
  3. zal rijten
  4. zullen rijten
  5. zullen rijten
  6. zullen rijten
o.v.t.t.
  1. zou rijten
  2. zou rijten
  3. zou rijten
  4. zouden rijten
  5. zouden rijten
  6. zouden rijten
en verder
  1. is gereten
  2. zijn gereten
diversen
  1. rijt!
  2. rijt!
  3. gereten
  4. rijtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for rijten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aufbrechen losscheuren; openrijten; openscheuren; rijten afreizen; gaan; heengaan; huizen kraken; kapotmaken; knakken; kraken; losbarsten; losbreken; moeren; mollen; omhoogkomen; opbreken; openbreken; openrukken; opensperren; opstappen; opstijgen; opvliegen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken
aufreißen losscheuren; openrijten; openscheuren; rijten grootspreken; kapot scheuren; kraken; losbreken; openbreken; openrukken; opensperren; opscheppen; opsnijden; snoeven; verscheuren
einreißen losscheuren; openrijten; openscheuren; rijten aanwennen; een gewoonte worden; eigenmaken; gewend raken; leren; oppeuzelen; opvreten; verslinden; verzwelgen
reißen losscheuren; openrijten; openscheuren; rijten knapperen; knetteren; rukken; trekken

Wiktionary Translations for rijten:

rijten
verb
  1. met een scheurende beweging uit elkaar trekken

Cross Translation:
FromToVia
rijten reißen; einreißen; zerreißen; zerren; zupfen déchirer — Traductions à trier suivant le sens