Summary
Dutch to German: more detail...
- robbedoes:
- robbedoezen:
-
Wiktionary:
- robbedoezen → herumtollen, mutwillig sein, tändeln, übermütig sein
Dutch
Detailed Translations for robbedoes from Dutch to German
robbedoes:
Translation Matrix for robbedoes:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Wildfang | robbedoes; wildebras |
Related Words for "robbedoes":
robbedoezen:
-
robbedoezen
herumtollen; sich balgen-
herumtollen verb (tolle herum, tollst herum, tollt herum, tollte herum, tolltet herum, herumgetollt)
-
Conjugations for robbedoezen:
o.t.t.
- robbedoes
- robbedoest
- robbedoest
- robbedoezen
- robbedoezen
- robbedoezen
o.v.t.
- robbedoesde
- robbedoesde
- robbedoesde
- robbedoesden
- robbedoesden
- robbedoesden
v.t.t.
- heb gerobbedoesd
- hebt gerobbedoesd
- heeft gerobbedoesd
- hebben gerobbedoesd
- hebben gerobbedoesd
- hebben gerobbedoesd
v.v.t.
- had gerobbedoesd
- had gerobbedoesd
- had gerobbedoesd
- hadden gerobbedoesd
- hadden gerobbedoesd
- hadden gerobbedoesd
o.t.t.t.
- zal robbedoezen
- zult robbedoezen
- zal robbedoezen
- zullen robbedoezen
- zullen robbedoezen
- zullen robbedoezen
o.v.t.t.
- zou robbedoezen
- zou robbedoezen
- zou robbedoezen
- zouden robbedoezen
- zouden robbedoezen
- zouden robbedoezen
diversen
- robbedoes!
- robbedoest!
- gerobbedoesd
- robbedoezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for robbedoezen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
herumtollen | robbedoezen | dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; ravotten; ronddartelen; schertsen; stoeien; streek uithalen; wild rennen; wild spelen; zich uitleven |
sich balgen | robbedoezen | dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven |
Related Words for "robbedoezen":
Wiktionary Translations for robbedoezen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• robbedoezen | → herumtollen; mutwillig sein; tändeln; übermütig sein | ↔ batifoler — (familier, fr) jouer à la manière des enfants. |
• robbedoezen | → herumtollen; mutwillig sein; tändeln; übermütig sein | ↔ gambader — Faire des gambades. |