Dutch
Detailed Translations for scheef gaan from Dutch to German
scheef gaan:
-
scheef gaan
Conjugations for scheef gaan:
o.t.t.
- ga scheef
- gaat scheef
- gaat scheef
- gaan scheef
- gaan scheef
- gaan scheef
o.v.t.
- ging scheef
- ging scheef
- ging scheef
- gingen scheef
- gingen scheef
- gingen scheef
v.t.t.
- heb scheef gegaan
- hebt scheef gegaan
- heeft scheef gegaan
- hebben scheef gegaan
- hebben scheef gegaan
- hebben scheef gegaan
v.v.t.
- had scheef gegaan
- had scheef gegaan
- had scheef gegaan
- hadden scheef gegaan
- hadden scheef gegaan
- hadden scheef gegaan
o.t.t.t.
- zal scheef gaan
- zult scheef gaan
- zal scheef gaan
- zullen scheef gaan
- zullen scheef gaan
- zullen scheef gaan
o.v.t.t.
- zou scheef gaan
- zou scheef gaan
- zou scheef gaan
- zouden scheef gaan
- zouden scheef gaan
- zouden scheef gaan
en verder
- ben scheef gegaan
- bent scheef gegaan
- is scheef gegaan
- zijn scheef gegaan
- zijn scheef gegaan
- zijn scheef gegaan
diversen
- ga scheef!
- gat scheef!
- scheef gegaan
- scheef gaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for scheef gaan:
Verb | Related Translations | Other Translations |
falsch gehen | scheef gaan | |
schiefgehen | scheef gaan | afgaan; de weg kwijtraken; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verdwalen; verkeerd aflopen; verkeerd gaan; verkeerd lopen; verongelukken |