Summary
Dutch to German: more detail...
- slaan:
-
Wiktionary:
- slaan → schlagen, ausschlagen
- slaan → prägen, hauen, schlagen, übertreffen, stoßen, treffen, applaudieren, aufsprengen, aufwühlen, ausdreschen, aushämmern, ausklopfen, Beifall spenden, besiegen, buttern, dengeln, dreschen, gewinnen, klatschen, klopfen, losdreschen, münzen, peitschen, prasseln, prügeln, pulsieren, quirlen, schlagen gegen, schütteln, übersteigen, verbuttern, verdreschen, zusammenschlagen, Stockschläge verabreichen, abstempeln, aufschlagen, prasseln gegen, peitschen gegen, Anstoß erregen, anläuten, klingeln, anklingeln, hallen, klingen, läuten, schallen, tönen, gellen
Dutch
Detailed Translations for slaan from Dutch to German
slaan:
-
slaan (een klap geven)
-
slaan (hard slaan; meppen; hengsten; timmeren)
-
slaan (bonken; rammen; hameren)
Conjugations for slaan:
o.t.t.
- sla
- slaat
- slaat
- slaan
- slaan
- slaan
o.v.t.
- sloeg
- sloeg
- sloeg
- sloegen
- sloegen
- sloegen
v.t.t.
- heb geslagen
- hebt geslagen
- heeft geslagen
- hebben geslagen
- hebben geslagen
- hebben geslagen
v.v.t.
- had geslagen
- had geslagen
- had geslagen
- hadden geslagen
- hadden geslagen
- hadden geslagen
o.t.t.t.
- zal slaan
- zult slaan
- zal slaan
- zullen slaan
- zullen slaan
- zullen slaan
o.v.t.t.
- zou slaan
- zou slaan
- zou slaan
- zouden slaan
- zouden slaan
- zouden slaan
en verder
- ben geslagen
- bent geslagen
- is geslagen
- zijn geslagen
- zijn geslagen
- zijn geslagen
diversen
- sla!
- slat!
- geslagen
- slaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for slaan:
Related Definitions for "slaan":
Wiktionary Translations for slaan:
slaan
Cross Translation:
verb
slaan
-
een klap uitdelen; met de arm of een vastgehouden voorwerp een snelle, rakende beweging maken
- slaan → schlagen
-
het voorbrengen van geluid door ergens op te slaan
- slaan → schlagen
-
ergens plotseling mee beginnen
- slaan → ausschlagen
Cross Translation: