Home ->Dictionaries ->Dutch/German ->Translate telt

Translate telt from Dutch to German

Summary

Dutch to German: more detail...

tellen:
- Zählen; Abzählen
- zählen; abzählen
Wiktionary:
- tellen → zählen
- tellen → Zensus, zählen, erachten, kalkulieren, rechnen, berechnen, planen, vorhaben

Dutch

Detailed Translations for telt from Dutch to German

tellen:

tellen [het ~] noun

het tellen (tel)
Zählen; Abzählen
- Zählen [das ~] noun
- Abzählen [das ~] noun

tellen verb (tel, telt, telde, telden, geteld)

tellen
zählen; abzählen
- zählen verb (zähle, zählst, zählt, zählte, zähltet, gezählt)
- abzählen verb (zähle ab, zählst ab, zählt ab, zählte ab, zähltet ab, abgezählt)

Conjugations for tellen:

o.t.t.

tel
telt
telt
tellen
tellen
tellen

o.v.t.

telde
telde
telde
telden
telden
telden

v.t.t.

heb geteld
hebt geteld
heeft geteld
hebben geteld
hebben geteld
hebben geteld

v.v.t.

had geteld
had geteld
had geteld
hadden geteld
hadden geteld
hadden geteld

o.t.t.t.

zal tellen
zult tellen
zal tellen
zullen tellen
zullen tellen
zullen tellen

o.v.t.t.

zou tellen
zou tellen
zou tellen
zouden tellen
zouden tellen
zouden tellen

en verder

ben geteld
bent geteld
is geteld
zijn geteld
zijn geteld
zijn geteld

diversen

tel!
telt!
geteld
tellend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for tellen:

Noun	Related Translations	Other Translations
Abzählen	tel; tellen	afpassen; natellen
Zählen	tel; tellen
abzählen		aftellen; aftelling; aftelling voor lancering
Verb	Related Translations	Other Translations
abzählen	tellen	aftellen; geld afpassen; passen
zählen	tellen	aftellen; geld afpassen; passen

Related Words for "tellen":

tel

Related Definitions for "tellen":

bepalen hoeveel het er zijn¹
- het aantal leerlingen is geteld¹
een bepaalde waarde hebben¹
- dat doelpunt telt niet¹
opeenvolgende getallen opsommen¹
- ze telde tot honderd¹

Wiktionary Translations for tellen:

tellen

verb

aantal bepalen
- tellen → zählen

tellen

verb

transitiv: die Anzahl bestimmen
- zählen → tellen

Cross Translation:

From	To	Via
• tellen	→ Zensus	↔ census — collect a census
• tellen	→ zählen	↔ count — to enumerate or determine number
• tellen	→ erachten; kalkulieren; rechnen; berechnen	↔ calculer — déterminer un nombre au moyen d’un calcul, de calculs.
• tellen	→ erachten; kalkulieren; rechnen; berechnen; planen; vorhaben	↔ compter — déterminer (une quantité, un nombre), plus particulièrement par un dénombrement, sinon par un calcul.

External Machine Translations:

¹Muiswerk Woordenboek