Dutch
Detailed Translations for tenondergaan from Dutch to German
tenondergaan:
-
tenondergaan (strijd verliezen; het onderspit delven)
-
tenondergaan (bezwijken; het onderspit delven; afleggen)
-
tenondergaan (vergaan; achteruitgaan; teruggaan; instorten; verteren; bezwijken; verrotten; wegrotten; zinken)
vergehen; zurückgehen; zerfallen; zurücklaufen-
zurückgehen verb (gehe zurück, gehst zurück, geht zurück, gang zurück, ganget zurück, zurückgegangen)
-
zurücklaufen verb (laufe zurück, läufst zurück, läuft zurück, lief zurück, liefet zurück, zurückgelaufen)
Conjugations for tenondergaan:
o.t.t.
- ga tenonder
- gaat tenonder
- gaat tenonder
- gaan tenonder
- gaan tenonder
- gaan tenonder
o.v.t.
- ging tenonder
- ging tenonder
- ging tenonder
- gingen tenonder
- gingen tenonder
- gingen tenonder
v.t.t.
- ben tenondergegaan
- bent tenondergegaan
- is tenondergegaan
- zijn tenondergegaan
- zijn tenondergegaan
- zijn tenondergegaan
v.v.t.
- was tenondergegaan
- was tenondergegaan
- was tenondergegaan
- waren tenondergegaan
- waren tenondergegaan
- waren tenondergegaan
o.t.t.t.
- zal tenondergaan
- zult tenondergaan
- zal tenondergaan
- zullen tenondergaan
- zullen tenondergaan
- zullen tenondergaan
o.v.t.t.
- zou tenondergaan
- zou tenondergaan
- zou tenondergaan
- zouden tenondergaan
- zouden tenondergaan
- zouden tenondergaan
diversen
- ga tenonder!
- gat tenonder!
- tenondergegaan
- tenondergaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze