Dutch
Detailed Translations for terugreis from Dutch to German
terugreis:
Translation Matrix for terugreis:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Ankunft | retour; terugkeer; terugreis | aankomst; aankomsten; binnenkomst; entree; intocht; intrede; komst; rentree; thuiskomst |
Comeback | retour; terugkeer; terugreis | rentree |
Heimfahrt | terugkeer; terugreis; thuisreis | |
Heimkehr | retour; terugkeer; terugreis | rentree; thuiskomst |
Heimkunft | retour; terugkeer; terugreis | rentree; thuiskomst |
Heimkünfte | retour; terugkeer; terugreis | rentree |
Heimreise | retour; terugkeer; terugreis; thuisreis | rentree; thuiskomst |
Rückkehr | retour; terugkeer; terugreis; thuisreis | rentree; terugkomst; thuiskomst |
Rückwechsel | retour; terugkeer; terugreis |
Related Words for "terugreis":
terugreis form of terugreizen:
-
terugreizen (terugrijden)
zurückfahren; zurückreisen-
zurückfahren verb (fahre zurück, fährst zurück, fährt zurück, fuhr zurück, fuhret zurück, zurückgefahren)
-
Conjugations for terugreizen:
o.t.t.
- reis terug
- reist terug
- reist terug
- reizen terug
- reizen terug
- reizen terug
o.v.t.
- reiste terug
- reiste terug
- reiste terug
- reisten terug
- reisten terug
- reisten terug
v.t.t.
- ben teruggereist
- bent teruggereist
- is teruggereist
- zijn teruggereist
- zijn teruggereist
- zijn teruggereist
v.v.t.
- was teruggereist
- was teruggereist
- was teruggereist
- waren teruggereist
- waren teruggereist
- waren teruggereist
o.t.t.t.
- zal terugreizen
- zult terugreizen
- zal terugreizen
- zullen terugreizen
- zullen terugreizen
- zullen terugreizen
o.v.t.t.
- zou terugreizen
- zou terugreizen
- zou terugreizen
- zouden terugreizen
- zouden terugreizen
- zouden terugreizen
diversen
- reis terug!
- reist terug!
- teruggereist
- terugreisend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de terugreizen
die Rückreisen
Translation Matrix for terugreizen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Rückreisen | terugreizen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
zurückfahren | terugreizen; terugrijden | achteruitdeinzen; achteruitgaan; terugdeinzen; terugschrikken; terugwijken |
zurückreisen | terugreizen; terugrijden |