Summary
Dutch to German: more detail...
- tot stand brengen:
-
Wiktionary:
- tot stand brengen → ausführen, bestellen, erfüllen, leisten, ausrichten, verwirklichen, bewerkstelligen, vollbringen, durchführen, zustande bringen, vornehmen
Dutch
Detailed Translations for tot stand brengen from Dutch to German
tot stand brengen:
tot stand brengen verb (breng tot stand, brengt tot stand, bracht tot stand, brachten tot staden, tot stand gebracht)
-
tot stand brengen (voor elkaar krijgen)
Conjugations for tot stand brengen:
o.t.t.
- breng tot stand
- brengt tot stand
- brengt tot stand
- brengen tot stand
- brengen tot stand
- brengen tot stand
o.v.t.
- bracht tot stand
- bracht tot stand
- bracht tot stand
- brachten tot staden
- brachten tot staden
- brachten tot staden
v.t.t.
- heb tot stand gebracht
- hebt tot stand gebracht
- heeft tot stand gebracht
- hebben tot stand gebracht
- hebben tot stand gebracht
- hebben tot stand gebracht
v.v.t.
- had tot stand gebracht
- had tot stand gebracht
- had tot stand gebracht
- hadden tot stand gebracht
- hadden tot stand gebracht
- hadden tot stand gebracht
o.t.t.t.
- zal tot stand brengen
- zult tot stand brengen
- zal tot stand brengen
- zullen tot stand brengen
- zullen tot stand brengen
- zullen tot stand brengen
o.v.t.t.
- zou tot stand brengen
- zou tot stand brengen
- zou tot stand brengen
- zouden tot stand brengen
- zouden tot stand brengen
- zouden tot stand brengen
en verder
- ben tot stand gebracht
- bent tot stand gebracht
- is tot stand gebracht
- zijn tot stand gebracht
- zijn tot stand gebracht
- zijn tot stand gebracht
diversen
- breng tot stand!
- brengt tot stand!
- tot stand gebracht
- tot stand brengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for tot stand brengen:
Wiktionary Translations for tot stand brengen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• tot stand brengen | → ausführen; bestellen; erfüllen; leisten; ausrichten; verwirklichen; bewerkstelligen; vollbringen; durchführen; zustande bringen; vornehmen | ↔ réaliser — construire |