Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. uitdeler:


Dutch

Detailed Translations for uitdeler from Dutch to German

uitdeler:

uitdeler [znw.] noun

  1. uitdeler
    der Austeiler; der Verteiler

Translation Matrix for uitdeler:

NounRelated TranslationsOther Translations
Austeiler uitdeler distribuant; distributeur; ronddeler; ronddelers; uitdelers; uitreiker; uitreikers; verbreider; verdeler; verdelers; verlener; verspreider; verspreiders
Verteiler uitdeler distribuant; distributeur; ronddelers; uitdelers; verbreider; verdeler; verspreider; verspreiders

External Machine Translations:
Microsoft
  • uitdeler