Summary
Dutch to German: more detail...
- uitgesteld:
- uitstellen:
-
Wiktionary:
- uitstellen → aufschieben, hinausschieben, verschieben, zurückstellen
- uitstellen → vertagen, verzögern, aufheben, aufschieben, etwas <a class="defDestWord" href="https://www.glot.es/dictionary/de/nl/search?q=verschieben&l=fr%7Cde" title="Translate 'verschieben' from German to Dutch"><span lang="de">verschieben</span></a>, sich <a class="defDestWord" href="https://www.glot.es/dictionary/de/nl/search?q=versp%C3%A4ten&l=fr%7Cde" title="Translate 'verspäten' from German to Dutch"><span lang="de">verspäten</span></a>, verschieben, prokrastinieren, verschleppen, aussetzen, fristen, stunden, verschieden sein, variieren, schwanken, abwechseln, wechseln, abweichen, differieren, sich unterscheiden, abtreten, nachgeben, weichen, überlassen, zedieren, übertragen, einräumen, zurückweichen, abdanken, austreiben, ausweisen, aus dem Dienst entfernen, entlassen, aus dem Dienst entlassen, exen, fortjagen, reflektieren, rückstrahlen, übersenden, verabschieden, vertreiben, wegjagen, zurücksenden, befördern, wiederbringen, hemmen
Dutch
Detailed Translations for uitgesteld from Dutch to German
uitgesteld:
-
uitgesteld
Translation Matrix for uitgesteld:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
hinausgeschoben | uitgesteld | |
verschoben | uitgesteld |
uitgesteld form of uitstellen:
-
uitstellen (voor zich uitschuiven; verschuiven; vertragen; opschuiven; opschorten; rekken)
verschieben; vertagen; verlegen; hinausschieben; aufschieben-
hinausschieben verb (schiebe hinaus, schiebst hinaus, schiebt hinaus, schob hinaus, schobt hinaus, hinausgeschoben)
-
uitstellen
-
uitstellen
rückstellen-
rückstellen verb
-
Conjugations for uitstellen:
o.t.t.
- stel uit
- stelt uit
- stelt uit
- stellen uit
- stellen uit
- stellen uit
o.v.t.
- stelde uit
- stelde uit
- stelde uit
- stelden uit
- stelden uit
- stelden uit
v.t.t.
- heb uitgesteld
- hebt uitgesteld
- heeft uitgesteld
- hebben uitgesteld
- hebben uitgesteld
- hebben uitgesteld
v.v.t.
- had uitgesteld
- had uitgesteld
- had uitgesteld
- hadden uitgesteld
- hadden uitgesteld
- hadden uitgesteld
o.t.t.t.
- zal uitstellen
- zult uitstellen
- zal uitstellen
- zullen uitstellen
- zullen uitstellen
- zullen uitstellen
o.v.t.t.
- zou uitstellen
- zou uitstellen
- zou uitstellen
- zouden uitstellen
- zouden uitstellen
- zouden uitstellen
en verder
- ben uitgesteld
- bent uitgesteld
- is uitgesteld
- zijn uitgesteld
- zijn uitgesteld
- zijn uitgesteld
diversen
- stel uit!
- stelt uit!
- uitgesteld
- uitstellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitstellen:
Wiktionary Translations for uitstellen:
uitstellen
Cross Translation:
verb
-
naar een later tijdstip verschuiven
- uitstellen → aufschieben; hinausschieben; verschieben; zurückstellen
Cross Translation:
External Machine Translations: