Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. uithuilen:


Dutch

Detailed Translations for uithuilen from Dutch to German

uithuilen:

uithuilen verb (huil uit, huilt uit, huilde uit, huilden uit, uitgehuild)

  1. uithuilen
    sich ausweinen; sich ausheulen
    • sich ausweinen verb (weine mich aus, weinst dich aus, weint sich aus, weinte sich aus, weintet euch aus, sich ausgeweint)
    • sich ausheulen verb (heule mich aus, heulst dich aus, heult sich aus, heulte sich aus, heultet euch aus, sich ausgeheult)

Conjugations for uithuilen:

o.t.t.
  1. huil uit
  2. huilt uit
  3. huilt uit
  4. huilen uit
  5. huilen uit
  6. huilen uit
o.v.t.
  1. huilde uit
  2. huilde uit
  3. huilde uit
  4. huilden uit
  5. huilden uit
  6. huilden uit
v.t.t.
  1. heb uitgehuild
  2. hebt uitgehuild
  3. heeft uitgehuild
  4. hebben uitgehuild
  5. hebben uitgehuild
  6. hebben uitgehuild
v.v.t.
  1. had uitgehuild
  2. had uitgehuild
  3. had uitgehuild
  4. hadden uitgehuild
  5. hadden uitgehuild
  6. hadden uitgehuild
o.t.t.t.
  1. zal uithuilen
  2. zult uithuilen
  3. zal uithuilen
  4. zullen uithuilen
  5. zullen uithuilen
  6. zullen uithuilen
o.v.t.t.
  1. zou uithuilen
  2. zou uithuilen
  3. zou uithuilen
  4. zouden uithuilen
  5. zouden uithuilen
  6. zouden uithuilen
en verder
  1. ben uitgehuild
  2. bent uitgehuild
  3. is uitgehuild
  4. zijn uitgehuild
  5. zijn uitgehuild
  6. zijn uitgehuild
diversen
  1. huil uit!
  2. huilt uit!
  3. uitgehuild
  4. uithuilend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uithuilen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
sich ausheulen uithuilen
sich ausweinen uithuilen