Verb | Related Translations | Other Translations |
Nägel einschlagen
|
klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren
|
|
annageln
|
klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren
|
|
einhämmern
|
klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren
|
aandringen; doordrammen; doordrukken; drammen; heien; inhameren; inprenten; instampen; op het hart drukken; zeuren
|
festnageln
|
klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren
|
letterlijk nemen
|
hämmern
|
klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren
|
beuken; bonken; bonzen; doordouwen; doorzetten; hameren; hard slaan; hengsten; inhameren; instampen; kloppen met een hamer; luiden; meppen; rammen; slaan; timmeren
|
nageln
|
klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren
|
|
schlagen
|
klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren
|
bakkeleien; behalen; bekampen; beroeren; bestrijden; beuken; bevechten; bonken; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; duelleren; een klap geven; een opdonder verkopen; een radslag maken; hameren; hard slaan; heien; hengsten; in tweeën houwen; kampen; kleunen; klieven; kloven; knokken; matten; meppen; raken; rammen; slaan; timmeren; tokkelen; treffen; vechten; verkrijgen; winnen
|
tischlern
|
klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren
|
hout bewerken
|