Dutch
Detailed Translations for verhuren from Dutch to German
verhuren:
-
verhuren
Conjugations for verhuren:
o.t.t.
- verhuur
- verhuurt
- verhuurt
- verhuren
- verhuren
- verhuren
o.v.t.
- verhuurde
- verhuurde
- verhuurde
- verhuurden
- verhuurden
- verhuurden
v.t.t.
- heb verhuurd
- hebt verhuurd
- heeft verhuurd
- hebben verhuurd
- hebben verhuurd
- hebben verhuurd
v.v.t.
- had verhuurd
- had verhuurd
- had verhuurd
- hadden verhuurd
- hadden verhuurd
- hadden verhuurd
o.t.t.t.
- zal verhuren
- zult verhuren
- zal verhuren
- zullen verhuren
- zullen verhuren
- zullen verhuren
o.v.t.t.
- zou verhuren
- zou verhuren
- zou verhuren
- zouden verhuren
- zouden verhuren
- zouden verhuren
diversen
- verhuur!
- verhuurt!
- verhuurd
- verhurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verhuren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
verleihen | verhuren | |
vermieten | verhuren |