Summary
Dutch to German: more detail...
- versperren:
-
Wiktionary:
- versperren → verstellen
- versperren → versperren, blockieren, hindern, sperren, absperren, aufhalten, hemmen, behindern, verbarrikadieren, Sperren errichten
Dutch
Detailed Translations for versperren from Dutch to German
versperren:
-
versperren (barricaderen)
Conjugations for versperren:
o.t.t.
- versper
- verspert
- verspert
- versperren
- versperren
- versperren
o.v.t.
- versperde
- versperde
- versperde
- versperden
- versperden
- versperden
v.t.t.
- heb versperd
- hebt versperd
- heeft versperd
- hebben versperd
- hebben versperd
- hebben versperd
v.v.t.
- had versperd
- had versperd
- had versperd
- hadden versperd
- hadden versperd
- hadden versperd
o.t.t.t.
- zal versperren
- zult versperren
- zal versperren
- zullen versperren
- zullen versperren
- zullen versperren
o.v.t.t.
- zou versperren
- zou versperren
- zou versperren
- zouden versperren
- zouden versperren
- zouden versperren
diversen
- versper!
- verspert!
- versperd
- versperrend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for versperren:
Related Definitions for "versperren":
Wiktionary Translations for versperren:
versperren
Cross Translation:
verb
-
transitiv: durch andere Objekte unzugänglich machen bzw. verstecken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• versperren | → versperren; blockieren | ↔ bar — to obstruct the passage of |
• versperren | → versperren | ↔ bar — to lock or bolt with a bar |
• versperren | → blockieren | ↔ block — to prevent passing |
• versperren | → hindern; sperren; versperren; absperren; aufhalten; hemmen; behindern | ↔ barrer — fermer avec une barre par-derrière. |
• versperren | → verbarrikadieren; Sperren errichten | ↔ barricader — fermer, obstruer par une barricade. |