Summary
Dutch to German: more detail...
- versterken:
-
Wiktionary:
- versterken → verstärken, stärken, vergrößern, vermehren, befestigen, bekräftigen
- versterken → verstärken, stärken, bekräftigen, unterstützen, untermauern
Dutch
Detailed Translations for versterken from Dutch to German
versterken:
-
versterken (intensiveren; aanscherpen; toespitsen; verhevigen)
verstärken; intensivieren; stärken; verschärfen-
intensivieren verb (intensiviere, intensivierst, intensiviert, intensivierte, intensiviertet, intensiviert)
-
versterken (sterker worden; sterken)
Conjugations for versterken:
o.t.t.
- versterk
- versterkt
- versterkt
- versterken
- versterken
- versterken
o.v.t.
- versterkte
- versterkte
- versterkte
- versterkten
- versterkten
- versterkten
v.t.t.
- heb versterkt
- hebt versterkt
- heeft versterkt
- hebben versterkt
- hebben versterkt
- hebben versterkt
v.v.t.
- had versterkt
- had versterkt
- had versterkt
- hadden versterkt
- hadden versterkt
- hadden versterkt
o.t.t.t.
- zal versterken
- zult versterken
- zal versterken
- zullen versterken
- zullen versterken
- zullen versterken
o.v.t.t.
- zou versterken
- zou versterken
- zou versterken
- zouden versterken
- zouden versterken
- zouden versterken
diversen
- versterk!
- versterkt!
- versterkt
- versterkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for versterken:
Related Definitions for "versterken":
Wiktionary Translations for versterken:
versterken
Cross Translation:
verb
versterken
-
sterker maken
- versterken → verstärken; stärken
-
het aantal vergroten
- versterken → verstärken; vergrößern; vermehren
-
beter bestand maken tegen aanvallen
- versterken → verstärken; befestigen
verb
-
(transitiv) etwas mit Nachdruck bestätigen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• versterken | → verstärken | ↔ reinforce — to strengthen by addition |
• versterken | → verstärken; stärken | ↔ strengthen — to make strong or stronger |
• versterken | → stärken; bekräftigen; unterstützen; untermauern | ↔ corroborer — (figuré) fortifier. |