Summary
Dutch to German: more detail...
- vieren:
-
Wiktionary:
- vieren → feiern, begehen, zelebrieren, fieren
- vieren → zelebrieren, feiern, festlich begehen, auslassen, herauslassen, herausfließen lassen
Dutch
Detailed Translations for vierend from Dutch to German
vierend form of vieren:
-
vieren (celebreren; feesten; feestvieren)
-
vieren (laten vieren)
Conjugations for vieren:
o.t.t.
- vier
- viert
- viert
- vieren
- vieren
- vieren
o.v.t.
- vierde
- vierde
- vierde
- vierden
- vierden
- vierden
v.t.t.
- heb gevierd
- hebt gevierd
- heeft gevierd
- hebben gevierd
- hebben gevierd
- hebben gevierd
v.v.t.
- had gevierd
- had gevierd
- had gevierd
- hadden gevierd
- hadden gevierd
- hadden gevierd
o.t.t.t.
- zal vieren
- zult vieren
- zal vieren
- zullen vieren
- zullen vieren
- zullen vieren
o.v.t.t.
- zou vieren
- zou vieren
- zou vieren
- zouden vieren
- zouden vieren
- zouden vieren
diversen
- vier!
- viert!
- gevierd
- vierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vieren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
einFestfeiern | celebreren; feesten; feestvieren; vieren | |
feiern | celebreren; feesten; feestvieren; laten vieren; vieren | aan de dijk zetten; aanmoedigen; aanvuren; afdanken; afvloeien; bejubelen; bemoedigen; congé geven; eruit gooien; feestelijk onthalen; fuiven; fêteren; stimuleren; toejuichen; toemoedigen; van zijn positie verdrijven |
feiern lassen | laten vieren; vieren | |
zelebrieren | celebreren; feesten; feestvieren; vieren |
Related Definitions for "vieren":
Wiktionary Translations for vieren:
vieren
Cross Translation:
verb
vieren
-
een feest vieren
- vieren → feiern; begehen; zelebrieren
-
een touw of kabel vieren
- vieren → fieren
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vieren | → zelebrieren; feiern | ↔ celebrate — extol or honour in a solemn manner |
• vieren | → zelebrieren; feiern | ↔ celebrate — honour by rites, ceremonies, etc. |
• vieren | → zelebrieren; feiern | ↔ celebrate — perform or participate in |
• vieren | → zelebrieren; festlich begehen; feiern | ↔ célébrer — (transitive) |
• vieren | → feiern | ↔ fêter — célébrer une fête. |
• vieren | → auslassen; herauslassen; herausfließen lassen | ↔ lâcher — détendre, desserrer quelque chose. |