Summary
Dutch
Detailed Translations for vingerend from Dutch to German
vingeren:
Conjugations for vingeren:
o.t.t.
- vinger
- vingert
- vingert
- vingeren
- vingeren
- vingeren
o.v.t.
- vingerde
- vingerde
- vingerde
- vingerden
- vingerden
- vingerden
v.t.t.
- heb gevingerd
- hebt gevingerd
- heeft gevingerd
- hebben gevingerd
- hebben gevingerd
- hebben gevingerd
v.v.t.
- had gevingerd
- had gevingerd
- had gevingerd
- hadden gevingerd
- hadden gevingerd
- hadden gevingerd
o.t.t.t.
- zal vingeren
- zult vingeren
- zal vingeren
- zullen vingeren
- zullen vingeren
- zullen vingeren
o.v.t.t.
- zou vingeren
- zou vingeren
- zou vingeren
- zouden vingeren
- zouden vingeren
- zouden vingeren
diversen
- vinger!
- vingert!
- gevingerd
- vingerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vingeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
abtasten | vingeren | aftasten; afvoelen; afzoeken; betasten; bevoelen; iets voelen; onderzoeken; verkennen; voelen; zien te vinden; zoeken |
befühlen | vingeren | betasten; bevoelen; iets voelen; voelen |
fühlen | vingeren | aanvoelen; bemerken; bespeuren; betasten; bevoelen; doorleven; doorstaan; gewaarworden; iets voelen; inleven; invoelen; meeleven; merken; ontwaren; verdragen; verduren; verteren; voelen; voorvoelen; waarnemen; zien |
tasten | vingeren | aanvoelen; betasten; bevoelen; iets voelen; op de tast lopen; voelen; voorvoelen |