Dutch

Detailed Translations for wachtend from Dutch to German

wachten:

wachten verb (wacht, wachtte, wachtten, gewacht)

  1. wachten (afwachten)
    warten; abwarten
    • warten verb (warte, wartest, wartet, wartete, wartetet, gewartet)
    • abwarten verb (warte ab, wartest ab, wartet ab, wartete ab, wartetet ab, abgewartet)
  2. wachten
    Halten

Conjugations for wachten:

o.t.t.
  1. wacht
  2. wacht
  3. wacht
  4. wachten
  5. wachten
  6. wachten
o.v.t.
  1. wachtte
  2. wachtte
  3. wachtte
  4. wachtten
  5. wachtten
  6. wachtten
v.t.t.
  1. heb gewacht
  2. hebt gewacht
  3. heeft gewacht
  4. hebben gewacht
  5. hebben gewacht
  6. hebben gewacht
v.v.t.
  1. had gewacht
  2. had gewacht
  3. had gewacht
  4. hadden gewacht
  5. hadden gewacht
  6. hadden gewacht
o.t.t.t.
  1. zal wachten
  2. zult wachten
  3. zal wachten
  4. zullen wachten
  5. zullen wachten
  6. zullen wachten
o.v.t.t.
  1. zou wachten
  2. zou wachten
  3. zou wachten
  4. zouden wachten
  5. zouden wachten
  6. zouden wachten
diversen
  1. wacht!
  2. wacht!
  3. gewacht
  4. wachtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

wachten [de ~] noun, plural

  1. de wachten
    Warten; Abwarten

Translation Matrix for wachten:

NounRelated TranslationsOther Translations
Abwarten wachten afwachten
Warten wachten
VerbRelated TranslationsOther Translations
Halten wachten In wachtrij
abwarten afwachten; wachten afwachten
warten afwachten; wachten blijven; niet veranderen
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
Halten Wachtstand

Related Words for "wachten":


Related Definitions for "wachten":

  1. ergens blijven tot hij/het komt1
    • wij wachten op de bus van zes uur1
  2. nog niet beginnen1
    • laten we nog maar even wachten met eten1

Wiktionary Translations for wachten:

wachten
verb
  1. op dezelfde plaats of in dezelfde situatie blijven tot iemand komt of iets gebeurt
wachten
verb
  1. -
  2. (intransitiv) Zeit verstreichen lassen beziehungsweise untätig sein, bis ein bestimmter Zustand eintreffen

Cross Translation:
FromToVia
wachten Verweilen; Warten abode — obsolete: act of waiting
wachten harren; erwarten await — transitive: to wait for
wachten warten hold on — wait a minute
wachten lauschen listen — to expect or wait for a sound
wachten verweilen; weilen tarry — stay or wait somewhere
wachten warten wait — delay until some event
wachten gewärtigen; harren; warten; erwarten; warten auf; abwarten; rechnen mit; rechnen auf; drohen; bevorstehen attendre — Ne pas bouger, rester l’on est pour la venue de quelque chose ou de quelqu’un.