Dutch
Detailed Translations for wasten from Dutch to German
wasten form of wassen:
Conjugations for wassen:
o.t.t.
- was
- wast
- wast
- wassen
- wassen
- wassen
o.v.t.
- waste
- waste
- waste
- wasten
- wasten
- wasten
v.t.t.
- heb gewassen
- hebt gewassen
- heeft gewassen
- hebben gewassen
- hebben gewassen
- hebben gewassen
v.v.t.
- had gewassen
- had gewassen
- had gewassen
- hadden gewassen
- hadden gewassen
- hadden gewassen
o.t.t.t.
- zal wassen
- zult wassen
- zal wassen
- zullen wassen
- zullen wassen
- zullen wassen
o.v.t.t.
- zou wassen
- zou wassen
- zou wassen
- zouden wassen
- zouden wassen
- zouden wassen
diversen
- was!
- wast!
- gewassen
- wassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for wassen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Reinigen | reinigen; wassen; wassing | kuising; opruiming; reinigen; reiniging; schoonmaak; schoonmaken; zuivering |
Sauber machen | reinigen; wassen; wassing | |
Schwellen | wassen; zwellen | dorpels; drempels |
Waschen | reinigen; wassen; wassing | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
ausspülen | uitwassen; wassen | omspoelen met water; uitspoelen |
gedeihen | gedijen; tieren; wassen | bloeien; floreren; goed gaan; goed lopen; het goed maken; tot hoogconjunctuur komen |
waschen | uitwassen; wassen | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
wächsern | van was; wassen |
Related Words for "wassen":
Related Definitions for "wassen":
Wiktionary Translations for wassen:
wassen
Cross Translation:
verb
-
iets schoonmaken
- wassen → waschen
-
zichzelf schoonmaken
- wassen → sich waschen
-
groeien
- wassen → wachsen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wassen | → reinigen; säubern; putzen | ↔ clean — (transitive) to remove dirt from a place or object |
• wassen | → wachsen | ↔ grow — (intransitive) to become bigger |
• wassen | → waschen; spülen | ↔ wash — to clean with water |
• wassen | → wächsern; Wachs | ↔ wax — made of wax |
• wassen | → wichsen; bohnern; wachsen | ↔ wax — apply wax to |
• wassen | → gedeihen; wachsen; aufwachsen; anwachsen | ↔ grandir — intransitif|fr devenir plus grand. |
• wassen | → spülen; waschen | ↔ laver — nettoyer avec de l’eau, pure ou additionnée de savon ou de lessive, ou, avec tout autre liquide. |
• wassen | → mengen; mischen | ↔ mélanger — Unir plusieurs choses ensemble pour former un tout |
• wassen | → zurückkehren; drehen; kehren; umdrehen; umwälzen; wenden; umwenden; zurücksenden; mengen; mischen | ↔ retourner — aller de nouveau en un lieu. |