Summary
Dutch to German: more detail...
- wegrijden:
-
Wiktionary:
- wegrijden → abfahren, abreisen, fortgehen, abfeuern, abschießen, losgehen, aufbrechen
Dutch
Detailed Translations for wegrijden from Dutch to German
wegrijden:
-
wegrijden
Conjugations for wegrijden:
o.t.t.
- rijd weg
- rijdt weg
- rijdt weg
- rijden weg
- rijden weg
- rijden weg
o.v.t.
- reed weg
- reed weg
- reed weg
- reden weg
- reden weg
- reden weg
v.t.t.
- ben weggereden
- bent weggereden
- is weggereden
- zijn weggereden
- zijn weggereden
- zijn weggereden
v.v.t.
- was weggereden
- was weggereden
- was weggereden
- waren weggereden
- waren weggereden
- waren weggereden
o.t.t.t.
- zal wegrijden
- zult wegrijden
- zal wegrijden
- zullen wegrijden
- zullen wegrijden
- zullen wegrijden
o.v.t.t.
- zou wegrijden
- zou wegrijden
- zou wegrijden
- zouden wegrijden
- zouden wegrijden
- zouden wegrijden
diversen
- rijd weg!
- rijdt weg!
- weggereden
- wegrijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for wegrijden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
abfahren | afvaart; afvaren; uitvaren | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
abfahren | wegrijden | afreizen; afsteken; afvaren; heengaan; opstappen; smeren; verdwijnen; verlaten; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken; wegvaren |
davonfahren | wegrijden | |
losfahren | wegrijden | afreizen; afsteken; afvaren; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken; wegvaren |
wegfahren | wegrijden | afreizen; afsteken; afvaren; gaan; heengaan; opbreken; opstappen; smeren; verdwijnen; verlaten; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken; wegvaren |