Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. eigenlijk:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for eigenlijk from Dutch to English

eigenlijk:

eigenlijk adj

  1. eigenlijk (werkelijk)

Translation Matrix for eigenlijk:

NounRelated TranslationsOther Translations
real real
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
actual eigenlijk; werkelijk daadwerkelijk; echt; feitelijk; heus; in feite; in werkelijkheid; inderdaad; jawel; jazeker; metterdaad; werkelijk
- feitelijk
AdverbRelated TranslationsOther Translations
actually eigenlijk; werkelijk beslist; daadwerkelijk; feitelijk; geheid; gewis; heus; in feite; in werkelijkheid; inderdaad; jawel; jazeker; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; werkelijk; zeker; zowaar
in fact eigenlijk; werkelijk daadwerkelijk; echt; effectief; feitelijk; heus; in feite; in werkelijkheid; metterdaad; reëel; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
really eigenlijk; werkelijk beslist; daadwerkelijk; echt; effectief; feitelijk; geheid; gewis; heus; in feite; in werkelijkheid; inderdaad; jawel; jazeker; metterdaad; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waar; waarachtig; waarlijk; warempel; wel degelijk; welzeker; werkelijk; zeker; zowaar
ModifierRelated TranslationsOther Translations
real eigenlijk; werkelijk daadwerkelijk; echt; echte; effectief; feitelijk; heus; in feite; in werkelijkheid; inderdaad; jawel; jazeker; metterdaad; onvervalst; reëel; waar; waarachtig; warempel; werkelijk; werkelijke

Related Words for "eigenlijk":

  • eigenlijke

Synonyms for "eigenlijk":


Related Definitions for "eigenlijk":

  1. wat echt zo is1
    • de eigenlijke oorzaak van de ramp is die kapotte motor1
  2. in de grond van de zaak, in werkelijkheid1
    • ze doet wel boos, maar eigenlijk is ze heel aardig1

Wiktionary Translations for eigenlijk:

eigenlijk
adverb
  1. actually
  2. really
adjective
  1. emphasise a noun
  2. in the very strictest sense of the word

Cross Translation:
FromToVia
eigenlijk real; true; genuine; legitimate; actual; practical réelvéritable, effectif, vrai, sans fiction ni figure.
eigenlijk true; genuine; legitimate; real; right; correct; sound; valid vrai — Qui est conforme à la vérité, à ce qui est réellement.