Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. voorgoed:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for voorgoed from Dutch to English

voorgoed:


Translation Matrix for voorgoed:

NounRelated TranslationsOther Translations
final einde; eindstrijd; finale
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
final definitief; onverandelijk; permanent; voorgoed absoluut; achterste; beslissend; definitief; definitieve; doorslaggevend; finaal; laatste; onvoorwaardelijk; permanent; pertinent; ten enenmale; terminaal; uiteindelijk; vast en zeker; vastgesteld; vaststaand; volstrekt; zeker
AdverbRelated TranslationsOther Translations
definitely definitief; onverandelijk; permanent; voorgoed absoluut; beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; inderdaad; jawel; jazeker; onvoorwaardelijk; pertinent; reëel; stellig; ten enenmale; vast; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
forever definitief; onverandelijk; permanent; voorgoed
once and for all definitief; onverandelijk; permanent; voorgoed
permanently definitief; onverandelijk; permanent; voorgoed

Antonyms for "voorgoed":


Related Definitions for "voorgoed":

  1. voor altijd1
    • hij gaat voorgoed terug naar zijn land1

Wiktionary Translations for voorgoed:

voorgoed
adverb
  1. op permanente basis, niet meer aan verandering onderhevig
voorgoed
adverb
  1. Forever; permanently
adjective
  1. without end