Dutch
Detailed Translations for bevriezen from Dutch to English
bevriezen:
-
bevriezen (tot ijs worden)
Conjugations for bevriezen:
o.t.t.
- bevries
- bevriest
- bevriest
- bevriezen
- bevriezen
- bevriezen
o.v.t.
- bevroor
- bevroor
- bevroor
- bevroren
- bevroren
- bevroren
v.t.t.
- ben bevroren
- bent bevroren
- is bevroren
- zijn bevroren
- zijn bevroren
- zijn bevroren
v.v.t.
- was bevroren
- was bevroren
- was bevroren
- waren bevroren
- waren bevroren
- waren bevroren
o.t.t.t.
- zal bevriezen
- zult bevriezen
- zal bevriezen
- zullen bevriezen
- zullen bevriezen
- zullen bevriezen
o.v.t.t.
- zou bevriezen
- zou bevriezen
- zou bevriezen
- zouden bevriezen
- zouden bevriezen
- zouden bevriezen
diversen
- bevries!
- bevriest!
- bevroren
- bevriezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bevriezen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
freeze | bevriezen; tot ijs worden | invriezen; laten bevriezen; stilzetten; vriezen |
Wiktionary Translations for bevriezen:
bevriezen
Cross Translation:
verb
bevriezen
-
door afkoeling in vaste toestand komen
- bevriezen → freeze
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bevriezen | → freeze | ↔ einfrieren — Hilfsverb sein: durch Gefrieren der flüssigen Bestandteile unbrauchbar werden |
• bevriezen | → freeze | ↔ einfrieren — Hilfsverb haben: durch Absenken der Temperatur unter den Gefrierpunkt haltbar machen |
• bevriezen | → freeze | ↔ gefrieren — (intransitiv) durch Kälteeinwirkung fest und hart werden, zu Eis erstarren |
• bevriezen | → freeze | ↔ congeler — Devenir solide (1, 2) |