Dutch
Detailed Translations for ejaculeer from Dutch to English
ejaculeren:
-
ejaculeren (klaarkomen)
-
ejaculeren
Conjugations for ejaculeren:
o.t.t.
- ejaculeer
- ejaculeert
- ejaculeert
- ejaculeren
- ejaculeren
- ejaculeren
o.v.t.
- ejaculeerde
- ejaculeerde
- ejaculeerde
- ejaculeerden
- ejaculeerden
- ejaculeerden
v.t.t.
- heb geëjaculeerd
- hebt geëjaculeerd
- heeft geëjaculeerd
- hebben geëjaculeerd
- hebben geëjaculeerd
- hebben geëjaculeerd
v.v.t.
- had geëjaculeerd
- had geëjaculeerd
- had geëjaculeerd
- hadden geëjaculeerd
- hadden geëjaculeerd
- hadden geëjaculeerd
o.t.t.t.
- zal ejaculeren
- zult ejaculeren
- zal ejaculeren
- zullen ejaculeren
- zullen ejaculeren
- zullen ejaculeren
o.v.t.t.
- zou ejaculeren
- zou ejaculeren
- zou ejaculeren
- zouden ejaculeren
- zouden ejaculeren
- zouden ejaculeren
diversen
- ejaculeer!
- ejaculeert!
- geëjaculeerd
- ejaculerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ejaculeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
come | ejaculeren; klaarkomen | eindigen op; komen; uitkomen op |
ejaculate | ejaculeren; klaarkomen |
Wiktionary Translations for ejaculeren:
ejaculeren
verb
ejaculeren
-
sperma uitwerpen
- ejaculeren → ejaculate
verb
-
eject semen or vaginal fluid
Wiktionary Translations for ejaculeer:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ejaculeer | → ejaculate | ↔ ejakulieren — Samenflüssigkeit ausscheiden |