Dutch
Detailed Translations for instorten from Dutch to English
instorten:
-
instorten (imploderen)
-
instorten (ineenstorten)
-
instorten (vergaan; achteruitgaan; teruggaan; verteren; bezwijken; verrotten; wegrotten; tenondergaan; zinken)
Conjugations for instorten:
o.t.t.
- stort in
- stort in
- stort in
- storten in
- storten in
- storten in
o.v.t.
- stortte in
- stortte in
- stortte in
- stortten in
- stortten in
- stortten in
v.t.t.
- ben ingestort
- bent ingestort
- is ingestort
- zijn ingestort
- zijn ingestort
- zijn ingestort
v.v.t.
- was ingestort
- was ingestort
- was ingestort
- waren ingestort
- waren ingestort
- waren ingestort
o.t.t.t.
- zal instorten
- zult instorten
- zal instorten
- zullen instorten
- zullen instorten
- zullen instorten
o.v.t.t.
- zou instorten
- zou instorten
- zou instorten
- zouden instorten
- zouden instorten
- zouden instorten
diversen
- stort in!
- stort in!
- ingestort
- instortend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
instorten (ineenstorten)
the collapsing
Translation Matrix for instorten:
Related Definitions for "instorten":
Wiktionary Translations for instorten:
instorten
instorten
Cross Translation:
verb
-
to fall heavily, because lacking energy
-
intransitive: break into pieces through being in a dilapidated state
-
be emotionally in crisis
-
to fall down suddenly; to cave in
-
act of collapsing
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• instorten | → collapse | ↔ écrouler — tomber s’affaisser. |
External Machine Translations: