Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. del:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for del from Dutch to English

del:

del [de ~ (v)] noun

  1. de del (slet; totebel; lellebel; snol)
    the slut; the trollop; the sloven; the bitch
  2. de del (duinvallei; duinpan)
    the hollow in the dunes; the hollow; the dip; the valley

Translation Matrix for del:

NounRelated TranslationsOther Translations
bitch del; lellebel; slet; snol; totebel feeks; gifkikker; haaibaai; heks; helleveeg; kreng; loeder; teef; vals wicht; vervelend kreng; viswijf; wijfjeshond
dip del; duinpan; duinvallei dip; dipsaus; laagte
hollow del; duinpan; duinvallei holte; inzinken; kuil; muurnis; nis; uitholling; wegzinken
hollow in the dunes del; duinpan; duinvallei
sloven del; lellebel; slet; snol; totebel
slut del; lellebel; slet; snol; totebel sloerie
trollop del; lellebel; slet; snol; totebel
valley del; duinpan; duinvallei bergdal; dal; vallei
VerbRelated TranslationsOther Translations
dip dippen; dompelen; onderdompelen; onderduwen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
hollow broodmager; hol; ingevallen; inhoudsloos; leeg; nietszeggend; uitgemergeld; uitgeteerd

Related Words for "del":


Related Definitions for "del":

  1. ordinaire vrouw die mannen versiert1
    • zijn dochter is een echte del1

Wiktionary Translations for del:

del
noun
  1. ordinaire vrouw
del
noun
  1. vulgar or sexually promiscuous woman
  2. a woman (sometimes a man) who has loose morals relating to sex