Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. drager:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for drager from Dutch to English

drager:

drager [de ~ (m)] noun

  1. de drager (eigenaar; houder; bezitter)
    the holder; the owner; the proprietor; the bearer; the possessor
  2. de drager (kruier; bagagedrager; sjouwer)
    the bearer; the dock-hand
    the porter
    – a person employed to carry luggage and supplies 1

Translation Matrix for drager:

NounRelated TranslationsOther Translations
bearer bagagedrager; bezitter; drager; eigenaar; houder; kruier; sjouwer brenger; lijkdrager; toonder
dock-hand bagagedrager; drager; kruier; sjouwer lastdrager; sjouwer
holder bezitter; drager; eigenaar; houder bak; bezitster; container; reservoir
owner bezitter; drager; eigenaar; houder eigenaar
porter bagagedrager; drager; kruier; sjouwer bewaker; deurwachter; portier; suppoost; wacht
possessor bezitter; drager; eigenaar; houder bezitster; eigenares; vrouwelijke eigenaar
proprietor bezitter; drager; eigenaar; houder

Related Words for "drager":

  • dragers

Wiktionary Translations for drager:

drager
noun
  1. een persoon die (letterlijk) draagt
  2. een dunne laag van een fotografische film die de lichtgevoelige emulsie beschermt en de film stevigheid geeft
  3. een eigenaar
drager
noun
  1. genetics: organism bearing certain genetic material
  2. person or object that carries someone or something else
  3. someone who helps carry the coffin
  4. one who bears
  5. one who wears

Cross Translation:
FromToVia
drager prop; support; buttress; rest; strut; stanchion; back; backing appui — Ce qui sert à soutenir une chose ou une personne pour l’empêcher de tomber, de chanceler, etc.