Dutch
Detailed Translations for werkelijkheid from Dutch to English
werkelijkheid:
-
de werkelijkheid (realiteit)
Translation Matrix for werkelijkheid:
Noun | Related Translations | Other Translations |
certainty | realiteit; werkelijkheid | gewisheid; stelligheid; vastheid; vastigheid; zekerheid |
reality | realiteit; werkelijkheid | wezenlijkheid |
Related Words for "werkelijkheid":
Synonyms for "werkelijkheid":
Related Definitions for "werkelijkheid":
Wiktionary Translations for werkelijkheid:
werkelijkheid
Cross Translation:
noun
werkelijkheid
-
de omstandigheden zoals deze daadwerkelijk bestaan
- werkelijkheid → reality
adverb
-
really
-
state of being actual or real
-
entirety of all that is real
-
an individual observer's subjective perception
-
true facts
-
that which is real
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• werkelijkheid | → reality | ↔ Wirklichkeit — Plural selten: die auf Tatsachen beruhende äußere Welt |
• werkelijkheid | → reality; actuality | ↔ réalité — existence effectif. |
werkelijkheid form of werkelijk:
-
werkelijk (feitelijk; daadwerkelijk; in feite; in werkelijkheid)
-
werkelijk (echt; heus)
-
werkelijk (eigenlijk)
-
werkelijk (heus; effectief; reëel; metterdaad; warempel; echt; waarachtig; waar)
effectively; real; really; indeed; sure enough; sure; in fact-
effectively adv
-
real adj
-
really adv
-
indeed adv
-
sure enough adv
-
sure adj
-
in fact adv
-
-
werkelijk (waarachtig; waar)
-
werkelijk
Translation Matrix for werkelijk:
Related Words for "werkelijk":
Synonyms for "werkelijk":
Related Definitions for "werkelijk":
Wiktionary Translations for werkelijk:
werkelijk
werkelijk
Cross Translation:
adjective
-
factual, real, not just apparent or even false
-
existing in act or reality, not just potentially
-
that has physical existence
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• werkelijk | → actual; effective; real; in action; active | ↔ effectif — Qui est réellement et de fait, qui produit un résultat réel. |
• werkelijk | → real; true; genuine; legitimate; actual; practical | ↔ réel — véritable, effectif, vrai, sans fiction ni figure. |