Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. eggen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for eggen from Dutch to English

eggen:

eggen verb (eg, egt, egde, egden, geëgd)

  1. eggen (met een eg bewerken)
    to harrow
    • harrow verb (harrows, harrowed, harrowing)

Conjugations for eggen:

o.t.t.
  1. eg
  2. egt
  3. egt
  4. eggen
  5. eggen
  6. eggen
o.v.t.
  1. egde
  2. egde
  3. egde
  4. egden
  5. egden
  6. egden
v.t.t.
  1. heb geëgd
  2. hebt geëgd
  3. heeft geëgd
  4. hebben geëgd
  5. hebben geëgd
  6. hebben geëgd
v.v.t.
  1. had geëgd
  2. had geëgd
  3. had geëgd
  4. hadden geëgd
  5. hadden geëgd
  6. hadden geëgd
o.t.t.t.
  1. zal eggen
  2. zult eggen
  3. zal eggen
  4. zullen eggen
  5. zullen eggen
  6. zullen eggen
o.v.t.t.
  1. zou eggen
  2. zou eggen
  3. zou eggen
  4. zouden eggen
  5. zouden eggen
  6. zouden eggen
en verder
  1. is geëgd
  2. zijn geëgd
diversen
  1. eg!
  2. egt!
  3. geëgd
  4. eggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for eggen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
harrow eggen; met een eg bewerken

Wiktionary Translations for eggen:

eggen
verb
  1. drag a harrow over

Cross Translation:
FromToVia
eggen harrow hersersoumettre (la terre) à l’action de la herse.