Dutch
Detailed Translations for fosforesceren from Dutch to English
fosforesceren:
-
fosforesceren
to phosphoresce
Conjugations for fosforesceren:
o.t.t.
- fosforesceer
- fosforesceert
- fosforesceert
- fosforesceren
- fosforesceren
- fosforesceren
o.v.t.
- fosforesceerde
- fosforesceerde
- fosforesceerde
- fosforesceerden
- fosforesceerden
- fosforesceerden
v.t.t.
- heb gefosforesceerd
- hebt gefosforesceerd
- heeft gefosforesceerd
- hebben gefosforesceerd
- hebben gefosforesceerd
- hebben gefosforesceerd
v.v.t.
- had gefosforesceerd
- had gefosforesceerd
- had gefosforesceerd
- hadden gefosforesceerd
- hadden gefosforesceerd
- hadden gefosforesceerd
o.t.t.t.
- zal fosforesceren
- zult fosforesceren
- zal fosforesceren
- zullen fosforesceren
- zullen fosforesceren
- zullen fosforesceren
o.v.t.t.
- zou fosforesceren
- zou fosforesceren
- zou fosforesceren
- zouden fosforesceren
- zouden fosforesceren
- zouden fosforesceren
en verder
- is gefosforesceerd
- zijn gefosforesceerd
diversen
- fosforesceer!
- fosforesceert!
- gefosforesceerd
- fosforescerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for fosforesceren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
phosphoresce | fosforesceren |
Wiktionary Translations for fosforesceren:
fosforesceren
verb
fosforesceren
-
langdurig licht afgeven na belichting door het bestaan van een langlevende aangeslagen toestand
- fosforesceren → phosphoresce
verb
-
to exhibit phosphorescence