Dutch
Detailed Translations for centraliseren from Dutch to English
centraliseren:
-
centraliseren
Conjugations for centraliseren:
o.t.t.
- centraliseer
- centraliseert
- centraliseert
- centraliseren
- centraliseren
- centraliseren
o.v.t.
- centraliseerde
- centraliseerde
- centraliseerde
- centraliseerden
- centraliseerden
- centraliseerden
v.t.t.
- heb gecentraliseerd
- hebt gecentraliseerd
- heeft gecentraliseerd
- hebben gecentraliseerd
- hebben gecentraliseerd
- hebben gecentraliseerd
v.v.t.
- had gecentraliseerd
- had gecentraliseerd
- had gecentraliseerd
- hadden gecentraliseerd
- hadden gecentraliseerd
- hadden gecentraliseerd
o.t.t.t.
- zal centraliseren
- zult centraliseren
- zal centraliseren
- zullen centraliseren
- zullen centraliseren
- zullen centraliseren
o.v.t.t.
- zou centraliseren
- zou centraliseren
- zou centraliseren
- zouden centraliseren
- zouden centraliseren
- zouden centraliseren
en verder
- ben gecentraliseerd
- bent gecentraliseerd
- is gecentraliseerd
- zijn gecentraliseerd
- zijn gecentraliseerd
- zijn gecentraliseerd
diversen
- centraliseer!
- centraliseert!
- gecentraliseerd
- centraliserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for centraliseren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
centralise | centraliseren | |
centralize | centraliseren |
Wiktionary Translations for centraliseren:
centraliseren
verb
centraliseren
-
op één punt samenbrengen
- centraliseren → centralize
verb
-
to move power to a single, central authority
-
to move things physically towards the centre; to consolidate or concentrate