Dutch
Detailed Translations for lamineren from Dutch to English
lamineren:
-
lamineren
Conjugations for lamineren:
o.t.t.
- lamineer
- lamineert
- lamineert
- lamineren
- lamineren
- lamineren
o.v.t.
- lamineerde
- lamineerde
- lamineerde
- lamineerden
- lamineerden
- lamineerden
v.t.t.
- heb gelamineerd
- hebt gelamineerd
- heeft gelamineerd
- hebben gelamineerd
- hebben gelamineerd
- hebben gelamineerd
v.v.t.
- had gelamineerd
- had gelamineerd
- had gelamineerd
- hadden gelamineerd
- hadden gelamineerd
- hadden gelamineerd
o.t.t.t.
- zal lamineren
- zult lamineren
- zal lamineren
- zullen lamineren
- zullen lamineren
- zullen lamineren
o.v.t.t.
- zou lamineren
- zou lamineren
- zou lamineren
- zouden lamineren
- zouden lamineren
- zouden lamineren
en verder
- is gelamineerd
diversen
- lamineer!
- lamineert!
- gelamineerd
- laminerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for lamineren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
laminate | laminaat | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
laminate | lamineren | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
laminate | gelaagd |