Summary
Dutch
Detailed Translations for omploegen from Dutch to English
omploegen:
Conjugations for omploegen:
o.t.t.
- ploeg om
- ploegt om
- ploegt om
- ploegen om
- ploegen om
- ploegen om
o.v.t.
- ploegde om
- ploegde om
- ploegde om
- ploegden om
- ploegden om
- ploegden om
v.t.t.
- heb omgeploegd
- hebt omgeploegd
- heeft omgeploegd
- hebben omgeploegd
- hebben omgeploegd
- hebben omgeploegd
v.v.t.
- had omgeploegd
- had omgeploegd
- had omgeploegd
- hadden omgeploegd
- hadden omgeploegd
- hadden omgeploegd
o.t.t.t.
- zal omploegen
- zult omploegen
- zal omploegen
- zullen omploegen
- zullen omploegen
- zullen omploegen
o.v.t.t.
- zou omploegen
- zou omploegen
- zou omploegen
- zouden omploegen
- zouden omploegen
- zouden omploegen
en verder
- is omgeploegd
- zijn omgeploegd
diversen
- ploeg om!
- ploegt om!
- omgeploegd
- omploegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze