Summary
Dutch
Detailed Translations for opgezwollen from Dutch to English
opgezwollen:
-
opgezwollen (opgezet; opgeblazen; gezwollen)
Translation Matrix for opgezwollen:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
swollen | gezwollen; opgeblazen; opgezet; opgezwollen | |
turgid | gezwollen; opgeblazen; opgezet; opgezwollen | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
bloated | gezwollen; opgeblazen; opgezet; opgezwollen | moddervet; pafferig |
Wiktionary Translations for opgezwollen:
opgezwollen
adjective
-
distended beyond natural state
opzwellen:
-
opzwellen (zwellen)
-
opzwellen (uitdijen; dik worden)
Conjugations for opzwellen:
o.t.t.
- zwel op
- zwelt op
- zwelt op
- zwellen op
- zwellen op
- zwellen op
o.v.t.
- zwol op
- zwol op
- zwol op
- zwollen op
- zwollen op
- zwollen op
v.t.t.
- ben opgezwollen
- bent opgezwollen
- is opgezwollen
- zijn opgezwollen
- zijn opgezwollen
- zijn opgezwollen
v.v.t.
- was opgezwollen
- was opgezwollen
- was opgezwollen
- waren opgezwollen
- waren opgezwollen
- waren opgezwollen
o.t.t.t.
- zal opzwellen
- zult opzwellen
- zal opzwellen
- zullen opzwellen
- zullen opzwellen
- zullen opzwellen
o.v.t.t.
- zou opzwellen
- zou opzwellen
- zou opzwellen
- zouden opzwellen
- zouden opzwellen
- zouden opzwellen
diversen
- zwel op!
- zwelt op!
- opgezwollen
- opzwellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze