Dutch
Detailed Translations for terugslaan from Dutch to English
terugslaan:
-
terugslaan (terugvechten)
Conjugations for terugslaan:
o.t.t.
- sla terug
- slaat terug
- slaat terug
- slaan terug
- slaan terug
- slaan terug
o.v.t.
- sloeg terug
- sloeg terug
- sloeg terug
- sloegen terug
- sloegen terug
- sloegen terug
v.t.t.
- heb teruggeslagen
- hebt teruggeslagen
- heeft teruggeslagen
- hebben teruggeslagen
- hebben teruggeslagen
- hebben teruggeslagen
v.v.t.
- had teruggeslagen
- had teruggeslagen
- had teruggeslagen
- hadden teruggeslagen
- hadden teruggeslagen
- hadden teruggeslagen
o.t.t.t.
- zal terugslaan
- zult terugslaan
- zal terugslaan
- zullen terugslaan
- zullen terugslaan
- zullen terugslaan
o.v.t.t.
- zou terugslaan
- zou terugslaan
- zou terugslaan
- zouden terugslaan
- zouden terugslaan
- zouden terugslaan
en verder
- ben teruggeslagen
- bent teruggeslagen
- is teruggeslagen
- zijn teruggeslagen
- zijn teruggeslagen
- zijn teruggeslagen
diversen
- sla terug!
- slat terug!
- teruggeslagen
- terugslaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for terugslaan:
Noun | Related Translations | Other Translations |
strike back | afketsen; afstuiten; ricocheren; terugkaatsen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
beat back | terugslaan; terugvechten | |
blow back | terugslaan; terugvechten | |
hit back | terugslaan; terugvechten | |
kick back | terugslaan; terugvechten | |
strike back | terugslaan; terugvechten | echoën; reflecteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weerkaatsen |