Dutch
Detailed Translations for uitwijken from Dutch to English
uitwijken:
-
uitwijken (toevluchten; schuilen; wegkruipen)
-
uitwijken (uit de weg gaan)
-
uitwijken (uit een land wijken)
-
uitwijken (opzij gaan; zwenken)
-
uitwijken (wegvluchten; vluchten; ontvluchten; ontsnappen; ontkomen)
Translation Matrix for uitwijken:
Wiktionary Translations for uitwijken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitwijken | → emigrate | ↔ emigrieren — (intransitiv) sein Heimatland auf Dauer verlassen, um sich in einem anderen Land niederlassen, mit dem Ziel, |
External Machine Translations: