English
Detailed Translations for businessclass from English to Dutch
businessclass: (*Using Word and Sentence Splitter)
- business: zaken; aangelegenheden; affaires; bedrijf; onderneming; firma; zaak; geval; kwestie; aangelegenheid; affaire; bedrijfsleven; handel; commercie; maatschappij; vennootschap; coöperatie; maatschap; handelshuis; handelsbedrijf; kleine onderneming; winkelbedrijf; gebeurtenis; feit; voorval; incident; waar; koophandel; koopwaar; handelswaar; klandizie; nering
- class: klas; schooljaar; les; lesuur; schoolklas; aard; onderverdeling; klassikaal; frontaal; stand; orde; klasse; rang; maatschappelijke klasse; categorie; classificatie; soort; type; slag; genre; college; collegium; jaar; rangschikken; classificeren; rubriceren; sociale groep; objectklasse
- Business: Werk
- -class: klasse; eersteklas
Spelling Suggestions for: businessclass
External Machine Translations: