Dutch

Detailed Translations for chaos from Dutch to English

chaos:

chaos [de ~ (m)] noun

  1. de chaos (wanorde; puinhoop; heksenketel; )
    the chaos; the disorder; the confusion; the welter; the muddle; the mix-up; the mess; the trouble; the tangle
    the maze
    – something jumbled or confused 1

Translation Matrix for chaos:

NounRelated TranslationsOther Translations
chaos chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje beestenboel; bende; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; soepzootje; troep; wanorde; wanordelijkheid; wirwar; zooi; zooitje; zootje
confusion chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje beduusdheid; onthutsing; ontsteldheid; ontsteltenis; schrik; verbijstering; verbouwereerdheid; versteldheid; verwardheid; verwarring; wanorde; wanordelijkheid; zooitje
disorder chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje kwaal; opstootje; ordeverstoring; rel; slepende ziekte; slordigheid; stoornis; verstoring; verwardheid; verwarring; wanorde; wanordelijkheid; zooitje
maze chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje doolhof; labyrint; warboel; warnet
mess chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje bedrog; bende; berg; bocht; geklieder; heisa; hoop; kliederboel; kliederen; knoeiboel; knoeierij; nep; opeenhoping; oplichterij; puinhoop; puinzooi; rommel; rompslomp; rotzooi; smeerboel; smerig spul; soepzootje; toestand; troep; veel gedoe; warboel; warhoop; warwinkel; zooi; zootje; zwendelarij
mix-up chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje
muddle chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje bende; berg; hoop; knoeiboel; opeenhoping; rommel; soepzootje; troep; warboel; warhoop; warwinkel; wirwar; zootje
tangle chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje wirwar
trouble chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje bemoeilijking; beroering; ellende; gedram; gehannes; gestuntel; gevaar; gezanik; gezeur; hinder; knik; kommer; kwaal; kwel; lastigheid; malheur; misère; moeilijkheden; ongeluk; onheil; onheilsdreiging; onraad; onrust; onspoed; opstootje; ordeverstoring; overlast; pech; ramp; rampspoed; rel; roerigheid; rottigheid; slepende ziekte; stoornis; strubbeling; tegenslag; tegenspoed; terugslag; terugslagen
welter chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje
VerbRelated TranslationsOther Translations
disorder ontregelen; overhoophalen
mess aanklooien; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; kladden; klooien; knoeien; morsen; rotzooien; verdoen; verspillen; vlekken
muddle aanmodderen; modderen; prutsen; rommelen
tangle door elkaar geraken; door elkaar halen; door elkaar raken; in de war maken
trouble lastig maken; lastigvallen; teisteren

Wiktionary Translations for chaos:

chaos
noun
  1. state of disorder
  2. in classical cosmogony

Cross Translation:
FromToVia
chaos chaos; mayhem Chaos — Zustand der Unordnung
chaos chaos chaos — Théologie

External Machine Translations:


English

Detailed Translations for chaos from English to Dutch

chaos:

chaos [the ~] noun

  1. the chaos (disorder; confusion; welter; )
    de wanorde; de chaos; de puinhoop; de heksenketel; de wanordelijkheid; het zootje; regelloosheid; de keet
  2. the chaos (mess; debris)
    de rotzooi; de puinhoop; de zooi; het zootje; de rommel; de troep; de bende; de puinzooi
  3. the chaos (crisscross; tangle; muddle)
    de wirwar
  4. the chaos (disorder; disarray; confusion; absence of order)
    de wanorde; de wanordelijkheid; het zooitje
  5. the chaos (caboodle)
    de beestenboel
  6. the chaos (caboodle; muddle; mess; mayhem; hash)
    het soepzootje

Translation Matrix for chaos:

NounRelated TranslationsOther Translations
beestenboel caboodle; chaos
bende chaos; debris; mess accumulation; assembling; band; bunch; clan; clique; clutter; collection; congestion; crowd; gang; gathering; heap; herd; load; lot; mess; mountain; muddle; pack; party; set; troop; troupe; wattle
chaos chaos; confusion; disorder; maze; mess; mix-up; muddle; tangle; trouble; welter
heksenketel chaos; confusion; disorder; maze; mess; mix-up; muddle; tangle; trouble; welter bedlam; clamor; clamour; commotion; din; hubbub; hullabaloo; noise; pandemonium; racket; tumult; tumultuousness; uproar
keet chaos; confusion; disorder; maze; mess; mix-up; muddle; tangle; trouble; welter carousing; construction shed; folly; fun; hangar; high jinks; hilarity; joking; joy; joyfulness; lunacy; madness; merriment; mirth; nonsense; pleasure; revelry; roistering; shanty; shed; silliness; site hut
puinhoop chaos; confusion; debris; disorder; maze; mess; mix-up; muddle; tangle; trouble; welter
puinzooi chaos; debris; mess
regelloosheid chaos; confusion; disorder; maze; mess; mix-up; muddle; tangle; trouble; welter
rommel chaos; debris; mess bungle; bungling; confused heap; garbage; heap; household refuse; jumble; junk; mess; muddle; rubbish; trash
rotzooi chaos; debris; mess caboodle; litter; mayhem; mess; refuse; rubbish; trash; waste
soepzootje caboodle; chaos; hash; mayhem; mess; muddle
troep chaos; debris; mess accumulation; assembling; bunch; bungle; bungling; caboodle; clutter; collection; common herd; confused heap; crowd; drove; flock; gang; gathering; group; heap; herd; horde; jumble; mayhem; mess; mob; muddle; multitude; party; rubbish; set; trash
wanorde absence of order; chaos; confusion; disarray; disorder; maze; mess; mix-up; muddle; tangle; trouble; welter
wanordelijkheid absence of order; chaos; confusion; disarray; disorder; maze; mess; mix-up; muddle; tangle; trouble; welter disarray; disorder
wirwar chaos; crisscross; muddle; tangle
zooi chaos; debris; mess
zooitje absence of order; chaos; confusion; disarray; disorder
zootje chaos; confusion; debris; disorder; maze; mess; mix-up; muddle; tangle; trouble; welter bungle; bungling; confused heap; heap; jumble; mess; muddle
- bedlam; pandemonium; topsy-turvydom; topsy-turvyness

Synonyms for "chaos":


Related Definitions for "chaos":

  1. (physics) a dynamical system that is extremely sensitive to its initial conditions1
  2. the formless and disordered state of matter before the creation of the cosmos1
  3. a state of extreme confusion and disorder1

Wiktionary Translations for chaos:

chaos
noun
  1. in classical cosmogony
  2. state of disorder

Cross Translation:
FromToVia
chaos chaos Chaos — Zustand der Unordnung
chaos chaos chaos — Théologie
chaos disorde; verwarring; wanorde; janboel; rommel; rotzooi; war désordremanque d’ordre.

Chaos:


Related Definitions for "Chaos":

  1. (Greek mythology) the most ancient of gods; the personification of the infinity of space preceding creation of the universe1

External Machine Translations: