Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. specificeren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for specificeren from Dutch to English

specificeren:

specificeren verb (specificeer, specificeert, specificeerde, specificeerden, gespecificeerd)

  1. specificeren
    to specify; to detail
    • specify verb (specifies, specified, specifying)
    • detail verb (details, detailed, detailing)
  2. specificeren
    to specify
    • specify verb (specifies, specified, specifying)

Conjugations for specificeren:

o.t.t.
  1. specificeer
  2. specificeert
  3. specificeert
  4. specificeren
  5. specificeren
  6. specificeren
o.v.t.
  1. specificeerde
  2. specificeerde
  3. specificeerde
  4. specificeerden
  5. specificeerden
  6. specificeerden
v.t.t.
  1. heb gespecificeerd
  2. hebt gespecificeerd
  3. heeft gespecificeerd
  4. hebben gespecificeerd
  5. hebben gespecificeerd
  6. hebben gespecificeerd
v.v.t.
  1. had gespecificeerd
  2. had gespecificeerd
  3. had gespecificeerd
  4. hadden gespecificeerd
  5. hadden gespecificeerd
  6. hadden gespecificeerd
o.t.t.t.
  1. zal specificeren
  2. zult specificeren
  3. zal specificeren
  4. zullen specificeren
  5. zullen specificeren
  6. zullen specificeren
o.v.t.t.
  1. zou specificeren
  2. zou specificeren
  3. zou specificeren
  4. zouden specificeren
  5. zouden specificeren
  6. zouden specificeren
en verder
  1. ben gespecificeerd
  2. bent gespecificeerd
  3. is gespecificeerd
  4. zijn gespecificeerd
  5. zijn gespecificeerd
  6. zijn gespecificeerd
diversen
  1. specificeer!
  2. specificeert!
  3. gespecificeerd
  4. specificerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for specificeren:

NounRelated TranslationsOther Translations
detail akkefietje; bagatel; bijzaak; bijzonderheid; detail; kleinigheid
VerbRelated TranslationsOther Translations
detail specificeren detailleren
specify specificeren detailleren

Wiktionary Translations for specificeren:

specificeren
verb
  1. in details beschrijven