Summary
Dutch
Detailed Translations for stik from Dutch to English
stik form of stikken:
-
stikken (doorstikken; naaien)
Conjugations for stikken:
o.t.t.
- stik
- stikt
- stikt
- stikken
- stikken
- stikken
o.v.t.
- stikte
- stikte
- stikte
- stikten
- stikten
- stikten
v.t.t.
- ben gestikt
- bent gestikt
- is gestikt
- zijn gestikt
- zijn gestikt
- zijn gestikt
v.v.t.
- was gestikt
- was gestikt
- was gestikt
- waren gestikt
- waren gestikt
- waren gestikt
o.t.t.t.
- zal stikken
- zult stikken
- zal stikken
- zullen stikken
- zullen stikken
- zullen stikken
o.v.t.t.
- zou stikken
- zou stikken
- zou stikken
- zouden stikken
- zouden stikken
- zouden stikken
diversen
- stik!
- stikt!
- gestikt
- stikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for stikken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
stitch | hechting; hechting van een wond; pijn in de zij; steek; stiksel; vasthechting | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
sew | doorstikken; naaien; stikken | innaaien |
stitch | doorstikken; naaien; stikken | hechten; panorama maken; vastnaaien |
Wiktionary Translations for stikken:
stikken
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stikken | → sew | ↔ coudre — assembler deux ou plusieurs objets avec un fil passé dans une aiguille ou un autre instrument semblable. |
• stikken | → quilt; stitch; pick; stab; sting; pierce; prick; pique; stick | ↔ piquer — Traductions à trier suivant le sens |
• stikken | → strangle | ↔ étrangler — serrer à la gorge de manière à faire perdre la respiration ou même la vie. |