Dutch
Detailed Translations for herbergen from Dutch to English
herbergen:
-
herbergen (iemand huisvesten; accommoderen; onderbrengen; huizen; huisvesten; onderdak verschaffen; onderdak geven; onderdak verlenen)
-
herbergen (iemand onderdak verlenen; onderdak verschaffen; plaatsen; huisvesten; onderbrengen; onderdak geven)
to place; accomodate someone; to lodge; to board; to shelter; to station; offer someone lodges-
accomodate someone verb
-
offer someone lodges verb
Conjugations for herbergen:
o.t.t.
- herberg
- herbergt
- herbergt
- herbergen
- herbergen
- herbergen
o.v.t.
- herbergde
- herbergde
- herbergde
- herbergden
- herbergden
- herbergden
v.t.t.
- heb geherbergd
- hebt geherbergd
- heeft geherbergd
- hebben geherbergd
- hebben geherbergd
- hebben geherbergd
v.v.t.
- had geherbergd
- had geherbergd
- had geherbergd
- hadden geherbergd
- hadden geherbergd
- hadden geherbergd
o.t.t.t.
- zal herbergen
- zult herbergen
- zal herbergen
- zullen herbergen
- zullen herbergen
- zullen herbergen
o.v.t.t.
- zou herbergen
- zou herbergen
- zou herbergen
- zouden herbergen
- zouden herbergen
- zouden herbergen
en verder
- ben geherbergd
- bent geherbergd
- is geherbergd
- zijn geherbergd
- zijn geherbergd
- zijn geherbergd
diversen
- herberg!
- herbergt!
- geherbergd
- herbergend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for herbergen:
Related Words for "herbergen":
Wiktionary Translations for herbergen:
herbergen
Cross Translation:
verb
herbergen
-
huisvesten
- herbergen → accommodate
-
tot verblijf dienen
- herbergen → house
-
bevatten
- herbergen → contain
verb
-
to supply with a room or place to sleep in for a time
-
to provide housing for
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• herbergen | → host | ↔ héberger — recevoir chez soi, loger et nourrir. |
herberg:
-
de herberg (logement; gasthuis)
-
de herberg (hotel)
-
de herberg (café-hotel)
Translation Matrix for herberg:
Noun | Related Translations | Other Translations |
accommodation | gasthuis; herberg; logement | accommodatie; behuizing; huisvesting; kwartier; onderbrenging; onderdak; onderkomen; tehuis; verblijfplaats |
guest house | gasthuis; herberg; logement | pension |
hotel | gasthuis; herberg; hotel; logement | |
hotel business | herberg; hotel | hotelbedrijf; hotellerie; hotelmaatschappij; hotelwezen |
inn | gasthuis; herberg; logement | bar; boerenherberg; café; kroeg; lokaliteit; tapperij; taveerne; uitspanning |
pub | café-hotel; herberg | bar; biercafé; buitencafé; café; dorpscafé; knijp; kroeg; lokaliteit; tapperij; taveerne |
public house | café-hotel; herberg | dorpscafé; knijp; uitspanning |
tavern | café-hotel; herberg | bar; café; knijp; kroeg; lokaliteit; tapperij; taveerne; uitspanning |