Noun | Related Translations | Other Translations |
hit
|
|
aanrijding; bestseller; botsing; collisie; doelpunt; goal; hit; kasstuk; klapper; kraker; raakschot; schlager; schot in de roos; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer
|
upset
|
|
schrik; verbijstering
|
wounded
|
|
gewonde
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
hit
|
|
beroeren; een klap geven; hard slaan; hengsten; meppen; ontroeren; raken; slaan; timmeren; treffen
|
upset
|
|
bederven; dwarsbomen; dwarsliggen; in de war sturen; nekken; omduwen; omstoten; omverstoten; ontstemmen; ruïneren; tegenwerken; verstoren; vertoornen; verzieken
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
dazed
|
getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex; verschrikt
|
beduusd; beteuterd; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd; verdoofd
|
dismayed
|
getroffen; onthutst; ontsteld; verschrikt
|
geschokt; ontredderd; ontzet; van streek
|
dumbfounded
|
getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex
|
beduusd; beteuterd; imposant; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overbluft; overdonderd; overdonderend; overrompeld; overweldigend; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd
|
flabbergasted
|
getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex
|
beduusd; met de mond vol tanden; met open mond; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overbluft; overdonderd; overrompeld; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verbouwereerd; verstomd; verwonderd; zwijgend
|
perplexed
|
getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex; verschrikt
|
beduusd; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd
|
shocked
|
getroffen; onthutst; ontsteld; verschrikt
|
|
stunned
|
getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex
|
beduusd; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overbluft; overdonderd; overrompeld; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd; verdoofd
|
upset
|
getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex; verschrikt
|
boos; dol; furieus; gebelgd; gekwetst; geschokt; hels; kwaad; laaiend; misnoegd; nijdig; ontredderd; ontzet; overstuur; razend; tierend; van streek; verontwaardigd; verstoord; woedend; woest
|
winged
|
aangeschoten; getroffen
|
gevleugeld; gewiekt
|
wounded
|
aangeschoten; getroffen
|
aangeslagen; gehavend; gekwetst; gewond
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
baffled
|
getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex
|
overbluft; overdonderd; overrompeld
|
bewildered
|
getroffen; onthutst; ontsteld; verschrikt
|
beduusd; geestelijk verward; in de war; ondersteboven; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd; verward
|
dreadfully cut up by it
|
aangedaan; aangegrepen; aangeslagen; geraakt; geroerd; getroffen; geëmotioneerd; kapot van
|
|
hit
|
aangeschoten; getroffen
|
geslagen
|